met de lezing van P.F. Thomése ‘Het raadsel der verstaanbaarheid,over de kunst van het authentieke’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Minstens tot de dood. Je eigen dood,stikkend in je eigen gal. Het publiek heeft altijd gelijk,zegt de marketingdeskundige. Het publiek heeft altijd ongelijk,zeg ik. Het denkt niet na,het praat na. Daarom heeft het altijd ongelijk,zelfs als het bij toeval een keer gelijk heeft. Tot zover het volk. Wat moet je ermee? De enige positie die de schrijver kan innemen,is de subversieve. Het enige wat hem te doen staat,is het ondermijnen van de gegeven orde,de in de massacommunicatie in eindeloze herhalingen uitgewisselde overeenstemming over de door zo veel mogelijk mensen gedeelde werkelijkheid,ook wel de actualiteit genoemd. Wat heeft hij te bieden,ons subversieve genie? Is hij intelligenter dan onze geleerden,gevoeliger dan een meisje van zeventien? Zijn z’n zintuigen scherper dan die van een jager,een kok,een Thaise masseuse of een violist? Weet hij meer dan de erudietste onder ons? Is zijn geheugen geoefender dan dat van een blindschaker,een oenoloog of een kunstverzamelaar? Nee,niets van dat al,vrees ik. In de dagelijkse praktijk legt de schrijver het tegen iedereen af. Zijn pen is te traag in het dagelijkse verkeer,in de massacommunicatie is de eerste de beste boerenlul beter bedreven dan hij. Hij,de schrijver,denkt na terwijl hij moet antwoorden,hij reflecteert terwijl hij moet handelen. Dat is niet de bedoeling,zoals we inmiddels hebben gezien. De bedoeling is de uitruil volgens het Tauschprinzip,waarbij aan het eind iedereen hetzelfde denkt en alle deelnemers zich wentelen in het besef identiek te zijn en volledig met elkaar samen te vallen. Het enige wat de schrijver kan,is schrijven.’ (bladzijde 135-136) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘Bagamayo’. ‘de zwarte slaven hangen in de boom:zo is de passievrucht/een witte Arabier stoelt op een been:de champignon bidt,/onderweg heb ik een ketting zien liggen maar wie raapt de/ witte mieren op?////waar zal Bagamayo de lippen raken?over zee/sleept de ene dode ziel de ander:een dhow en haar zeil/zingt als een oud Swahili-lied:'(bladzijde 80) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.