met ‘Tot besluit’ van Arnold Heumakers uit het boek ‘De esthetische revolutie’. ‘Het autonoom worden van de schone kunsten als ‘kunst’ onderstreept het nieuwe belang dat aan deze kunsten wordt gehecht. Tegelijkertijd is de esthetische autonomie van het kunstwerk ook een poging om weer een objectief criterium te krijgen waarmee goede en slechte kunstwerken van elkaar kunnen worden onderscheiden. Bij Moritz,Goethe en Schiller wordt autonomie het kenmerkende verschil tussen ware kunst en de producten van de nieuwe massacultuur,tussen echte kunstenaars en hun commerciële collega’s,bij wie het niet om zuivere kunst gaat,maar om amusement en financieel gewin. Met de autonomie van de kunst ontstaat dus ook de dichotomie tussen hoge en lage cultuur,waarmee we nog altijd niet goed raad weten. Daarnaast zondert de autonomie de kunst af van de rest van de maatschappij,wat zeer uiteenlopende consequenties heeft voor haar functie en betekenis binnen die maatschappij. Enerzijds volgt uit de autonomisering dat de kunst geen vanzelfsprekende functie meer heeft,anderzijds heeft de afzonderlijke positie van de kunst tot gevolg dat zij mogelijkerwijs niet of veel minder besmet is met de kwalen die de moderne wereld teisteren. Door haar uitzonderingspositie kan de kunst misschien zelfs dienen als archimedisch punt van waaruit deze kwalen kunnen worden genezen. Op deze manier interpreteert Schiller de autonomie of ‘immuniteit’,zoals hij het ook wel noemt,van de kunst in zijn brieven over de ‘esthetische opvoeding’.'(bladzijde 357) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Resten van mijn verhaal’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘We zijn een grote familie. Sinds lang wonen we diep het land in waar de regen valt. We planten ons voort,we leven. Sommigen van ons zijn verzwakt door de druk,sommigen hebben een twijfelachtige afstamming en verdachte zeden. Zo heb je bijvoorbeeld de Sjef en de Sjeffin en hun opzichtige handlangers met een gekwetter van diamanten aan hun ordinaire vingers. Hun grote limousine zit tot aan de wieldoppen vastgezogen in het moeras. Als de Sjef en zijn gevolg weg willen voor een klus die een snelle aftocht nodig maakt,de zilveren druppels druipend van zijn gleufhoed,dan moeten we de wagen uitgraven.'(bladzijde 29-30) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.