met de lezing van J.F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Je zou het een elementaire vorm van fictie kunnen noemen,bewust bij het kind,onbewust geworden voor de normale volwassene,en alleen pathologisch,volgens Freud,wanneer de volwassene in zijn kleine roman blijft geloven en eraan blijft sleutelen. Aan de psychopathologie ga ik hier mijn vingers niet branden. We hebben het over lezen,dus trek ik mij maar weer op eigen terrein terug,dat van de lezer en de literaire dagdroom. Laat ik er een getuige-deskundige bijhalen,de Franse critica Marthe Robert. Zij is zowel psychoanalytisch als literair georiënteerd en schrijft daar bovendien heel helder over,zonder enig jargon. Van haar hand is onder meer een viertal ‘Livres de lectures’,een soort ongedateerd logboek van haar leeservaringen. Daarnaast schreef zij een belangwekkend theoretisch boek,’Roman des origines et origines du roman’ geheten. Ik noem dat hier omdat Marthe Robert Freuds ‘familieroman’ letterlijk tot basis heeft genomen van een globale opvatting over de roman zoals hij historisch is ontstaan èn zoals hij in de uitleg van Freud voor ieders psychische biografie een rol speelt. Ik wil haar gedachtengang hier graag in een paar zinnen samenvatten,temeer omdat Marthe Robert laat zien dat men wel degelijk de freudiaanse psychoanalyse in literaire kwesties kan gebruiken zonder meteen de persoon van de auteur en diens onbewuste in het spel te betrekken. (bladzijde 9-10) Wordt vervolgd. Nu verder met het verhaal ‘Het lichaam trilt van het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één woord’. ‘Om te beginnen moet er geen wind zijn. Wind is lastig omdat de grond ervan uitdroogt en het graven zoveel moeilijker wordt. Wind verstoort de ceremonie,denk maar aan het schommelen van de boten en het ritselen van de gewaden der uitverkorenen dat ervan komt. Het minste ongevraagde zuchtje kan de overgaanden al doen neerstorten in het stof.'(bladzijde 51) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.