met de lezing van J.F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Wanneer bij voorbeeld een schrijver als William Faulkner,ik denk aan de roman ‘Absolom,Absolom!’,lange,adembenemende zinnen schrijft,bepaalt het ritme daarvan een belangrijk deel van de betekenis van de roman. Bij wijze van voorbeeld een paar zinnen uit het begin van ‘Absolom,Absolom!’ – ‘Als een donderslag bij heldere hemel verscheen hij dan plotseling (man-paard-duivel) te midden van een toneeltje even vredig en vol decorum als een aquarel dat op school de eerste prijs behaalt,de zwakke zwavelstank nog in zijn haar,kleding en baard,met achter hem een troep wilde nikkers,net beesten die half getemd zijn en die men geleerd heeft rechtop te gaan,hun houding wild en toch volkomen vlot,en geboeid tussen hen in de Franse architect,haveloos,weerbarstig en verwilderd. Daar zat de bebaarde ruiter,roerloos,de handpalmen omhoog geheven;achter hem dromden zwijgend de wilde zwarten en de gevangen architect opeen,paradoxaal en onwerkelijk genoeg niets anders bij zich hebbend dan de schoppen en pikhouwelen en bijlen die een vreedzame verovering begeleiden.”(bladzijde 17) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Spin tegen de vlieg’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Ze lijken zich niet te realiseren,die onwijze technicolorkatten,dat het een eer is Masetedi te worden. Soms komen ze uit Orbi waar de macht van de metropool ervan langs heeft gekregen op het slagveld,de klootzakken,en nu weten/tonen ze dat maar al te arrogant. Ze willen ervan profiteren dat ze Europeaan zijn,dat wel – sommigen zijn hier al drie generaties moet je weten,door arbeid gewit – en niet alleen mogen ze belasting betalen maar ze willen ook nog eens stemrecht en als zout op de wond weigeren ze afstand te doen van hun zelfvoldane Barbaarse manieren.'(bladzijde 58) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.