met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Het woord netwerker suggereert (zeker in de kunst) dat iemands succes minder op substantiële kwaliteiten berust dan op accidentele kwaliteit van zijn of haar netwerk. Maar ook netwerken zelf,en de kennis en inzichten die ze produceren blijven iets onofficieels houden. Een netwerk overstijgt wel het persoonlijke,maar behoort nog niet tot de publieke ruimte. Wie een publiek effect wil hebben,moet ook zijn of haar netwerk kunnen overstijgen. Voor nichebewegingen is dat lastig,zeker in de literatuur. De vele discussies over de verhouding tussen literatuur en opinie hebben gemeenschappelijk dat ze het verlies betreuren van een tijd waarin de literatuur ‘maatschappelijk belang’ zou hebben gehad,waarin literaire discussies ‘ertoe deden’. En of die tijd nu ooit bestaan heeft of een mythe is:tegenwoordig is dit kennelijk niet het geval. dat bedreigt ook het idee van ‘literaire macht’ zelf,en het idee om zulke macht via een avant-gardestrategie te veroveren.Als er geen publieke ruimte meer is waarin de literatuur een rol kan spelen,dan wordt ook het aan het licht treden van een nieuwe beweging irrelevant. Daarom creëren de vernieuwers van de kunst,in plaats van zich te richten op een publiek domein dat nauwelijks nog belangstelling toont,hun eigen domeinen,maken zij hun eigen netwerken.'(bladzijde 13-14) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Over de ogen’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Ze liegt over haar conditie en haar religie en haar geldzaken en haar geschiedenis. Ze verloochent de ene religie glashard voor een andere die meer kans op reïncarnatie lijkt te bieden,maar ze behoudt de voordelen en de zekerheden van de eerste zodat ze veel gezegende stukjes hout heeft en heilige flesjes met vertroebelde vloeistof.’ (bladzijde 82) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit ‘Lichtspraak’ van Mark van Tongele het woord ‘gedachtendoeken’ (bladzijde 48)