met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Denotatie is zelfuitvlakking. Het overbrengen van het medium zelf is een last. Zo bezien zou iemand bijna liever het medium zien verdwijnen om plaats te maken voor boodschappen en onmiddellijke ontvangst. ‘of rigide gebruikelijkheid.’ Als de taal ontstaat uit conventies,dan zijn die conventies gewoon tactiek. Het zijn methodes die reproductie van de wereld toestaan. Ze veroorzaken geen problemen. Ze zijn niet materieel. Ze zijn natuurlijk. ‘wereld/kuis het kristalwerk.’ Ze leven in hetzelfde spookachtige idealisme,hetzelfde gebrek aan substantie en autonomie waaruit efficiëntie ontstaat (wat door conservatieve ideologen als het hoofdkenmerk van de modernisering wordt gezien). De functie van het schrijven als representatie en de toewijding aan een transparant medium:deze twee dingen cirkelen in elkaar over,elk zet het traject van het andere uit. ‘was ik maar feiten/de onzichtbaarheid van de behemoth/…dit is zuivering.’ Het schrijven zou instrumenteel zijn. Met als eenheden:’gereedschap.moet worden uitgerust met bijzonder gereedschap,koortsloos gereedschap.’ Het medium kan enkel leveren – dat hoort bij een circulatiewijze,niet een productiewijze. Het stemt in met illusionisme. ‘Woorden van die strekking!”(bladzijde 63-64) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Al met al’ van Hans Tentije. ’toch kan het de slepende,aardse schaduwen/niet negeren,het rusteloze gevoel niet/wegnemen,het veelbetekenende noch het simpelste/louter aan toevalligheden overlaten///er zijn rozen die door de eerste nachtvorst/heen bloeien en pas met het vallen/van de sneeuw verwelken – in de leegte van zulk uitgebleekt/licht vind je,wie weet,de weg/naar vergeten of vergeefs herinnerde/gebeurtenissen terug'(bladzijde 5) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Van Mark van Tongele uit ‘Lichtspraak’ het woord ‘spijkerontlijver’.(bladzijde 56)