met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Deleuze bedoelt geen psychische archiefkast,maar een ‘zuiver’ of ontologisch verleden zoals Henri Bergson dat heeft begrepen. Dit verleden ‘implique,entre les present successifs,des liaisons non localisables,des actions à distance,des systèmes de reprise,de résonance et d’échos,des basards objectifs,des sgnaux et des signes,des rôles qui transcendent les situations spatiales et les successions temporelles'(DR 113). Het Geheugen is dus niet zozeer een statische set representaties van iets dat achter ons ligt,als wel een virtuele ruimte – volledig werkelijk,maar niet geactualiseerd. Het is bovendien voortdurend in beweging:het ene moment zakt weg,een ander schiet naar voren,momenten worden in nieuwe constellaties gebracht,samengetrokken en ontspannen,enzovoorts. Vanuit deze tweede passieve synthese bekeken is het heden niet de samentrekking van opeenvolgende elementen (zoals in het geval van de Gewoonte),maar simpelweg ‘le degré le plus contracté d’un passé tout entier,qui est en soi comme totalité coexistante'(DR 112). Bergson stelde de tijd voor als een kegel,waarvan de top moet worden gedacht als het heden,en de rest van het lichaam niet als iets dat achter ons ligt,maar als een virtueel Geheugen op hetzelfde moment aanwezig in verschillende mate van helderheid (samentrekking,of,dichter bij de top) en obscuriteit (ontspanning,of verder van de top).'(bladzijde 285-286) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Rituelen’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘als zo vaak gespitst op wat er onder je/opwelde,hoorde je de stemmen die gedwongen waren/het met het hun opgelegde zwijgen/te moeten stellen,hoe in ooit getrokken voren/bedolven zaaisel sluimerde/om wellicht pas eeuwen later te ontkiemen///oog als je voor de futielste dingen had – de ragfijne/nervatuur van een in barnsteen gevatte/libellevleugel,kattebelletjes,een distelpluis -/trok je het gehalte,de betrouwbaarheid van je waarnemingen/steevast in twijfel'(bladzijde 46) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘de poppensnellerschij’. (bladzijde 59)