met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Er is niet één vast Idee van de alexandrijn,maar een virtuele serie alexandrijn-wordingen die zich ook nog eens kan kruisen met heterogene series. Dat wil zeggen dat een virtuele lijn van variatie – herhaling van verschil in zichzelf – primeert op elke constante die namelijk altijd een in de actualisering extern opgelegde norm is. Over de virtuele en actuele kant van het gedicht kan hier weinig gezegd worden. Het volstaat te stellen dat virtueel Geheugen en actuele Gewoonte niet los van elkaar kunnen bestaan. Een heden zal altijd verdwijnen in het verleden,waar het veranderingen ondergaat,en kan geheel zonder inspanning van het bewustzijn plotseling terugkeren als de impuls daarvoor aanwezig is. Geen twee actualiseringen van een gedicht zullen geheel gelijk zijn,omdat enerzijds het ritme in het Geheugen niet stilstaat,en anderzijds de actuele context steeds zal verschillen en dus andere intensiteiten wakker zal roepen. Hiermee hebben we het verschil op zich nog niet verklaard. Daarvoor is een derde synthese nodig. Variatie is een noodzakelijk aspect van poëtisch ritme. een zuiver metrum,verwezenlijkt over meer dan één regel,klinkt al snel als een vervelende dreun in de oren. De eerste passieve synthese van de tijd,de Gewoonte,doet ons bepaalde verwachtingen koesteren,maar als deze steeds worden ingelost,is het ritme van het gedicht in kwestie even interessant als dat van de klok.'(bladzijde 287-288) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de bundel ‘Om en nabij’ van Hans Tentije. Nu het gedicht ‘Dat alleen’. ‘Langs de vloedlijn slenteren acht,negen,misschien/tien nonnen in wit habijt,de ochtendzon/is juist vanachter de eerste duinenrij te voorschijn gekomen/en zusterlijk zweven hun schaduwen/boven het water,afwezig speelt de zeewind/met hun smetteloze sluiers///na een poosje krijgen ze zelfs iets dartels/over zich en helemaal als een onverwacht verre uitloper/bijna iemands voeten spoelt – wie/durft het aan met enigszins opgeschort gewaad/te gaan pootjebaden?'(bladzijde 48) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord, Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘hondenglimlach’. (bladzijde 65)