met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Iets springt uit het boek en treedt in contact met een zuiver buiten. Daar schuilt,naar mijn mening,het recht op tegeninterpretatie voor het gehele werk van Nietzsche. Een aforisme is een krachtenspel,een toestand van krachten die aan elkaar altijd uiterlijk zijn. Een aforisme wil niets zeggen,betekent niet en kent significant noch significaat. Dat zouden vormen zijn om de innerlijkheid van een tekst te herstellen. Een aforisme is een toestand van krachten waarvan de laatste,dat wil zeggen tegelijk meest recente,actuele en voorlopig laatste altijd ook ‘de meest uitwendige’ is. Nietzsche zegt heel duidelijk:wanneer jullie willen weten wat ik bedoel,moet je de kracht vinden die dat wat ik zeg een betekenis,desnoods een nieuwe betekenis geeft. Sluit de tekst op deze kracht aan. Op deze wijze bestaan er geen interpretatieproblemen bij Nietzsche,er bestaan slechts problemen met de machinering:de tekst van Nietzsche machineren,zoeken met welke actuele uiterlijke kracht hij iets ‘laat vloeien’,een energiestroom. Op deze plaats stuiten wij allemaal op het probleem dat enige teksten van Nietzsche oproepen,die een fascistische of antisemitische weerklank hebben gevonden … En daar het om Nietzsche nu gaat,moeten wij erkennen dat Nietzsche jonge fascisten in hun mening heeft gesterkt en nog steeds sterkt. Er is een tijd geweest toen het van belang was te laten zien dat Nietzsche door de fascisten werd misbruikt,vervalst en volledig werd gedeformeerd.'(bladzijde 54-55) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘VERBOUWING/////Zittend op zauurblauwe vouwstoelen in de tuin/ondergaan wij hoe ons huis slijpsteent en brekenbeent.///Oorlogszucht in de zomerlucht. Er is geen doorheen/gaan. Verlokkingen luiden. Kampeeruien. Ten zuiden.///Zie,de buren barbecueën. Ik ruik cajunkruiden./Weegt een droom op tegen het miersig kromliggend///goed? Maar zo’n vraag kun je beter niet stellen/als het spel op de verbouwwagen kadavert.///Binnenshuis wordt er getierd en ontwoond./De hond snuffelt aan timmerluihespen. Wespen///steken. Wij kijken elkaar almaar duffer aan./Hoe moeten wij de realiteit overleven?///Zonder gebinte. Straks is het winter.'(bladzijde 12) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelede gedichten’ het woord ‘euvelaapstraatstroo’. (bladzijde 154) Dit weblog is een project genaamd ‘Ondertiteling’ en hoort bij mijn ‘hommages’ aan bijzondere schrijvers en schrijfsters. Zie ‘overzicht van het werk’ op mijn website www.willembroens.nl. Daar zie je de ‘hommages’.