met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Een aforisme is niet alleen een betrekking tot het buiten,het heeft als tweede kenmerk dat het een betrekking tot iets intensiefs is. En dat is hetzelfde. Over dit punt hebben Klossowski en Lyotard alles gezegd. Deze ‘belevingstoestanden’ waarover ik zojuist sprak om te tonen dat zij niet in voorstellingen of fantasma’s moeten worden vertaald,dat zij niet moeten verlopen langs de codes van de wet,het contract of van de institutie,dat zij niet moeten worden gemunt,dat zij integendeel tot stromen moeten worden gemaakt,die ons steeds verder meenemen,naar het buiten – deze belevingstoestanden zijn precies de intensiteit,de intensiteiten. Deze belevingstoestand is niet subjectief of per se subjectief. Hij is niet individueel. Hij is de stroom en de onderbreking van de stroom,omdat elke intensiteit noodzakelijk met een andere intensiteit op dusdanige wijze is verbonden,dat er een stroom ontstaat. Namelijk iets dat onder de huid van de codes bestaat,wat aan hen ontsnapt en wat de codes willen vertalen,omzetten en ommunten. Maar Nietzsche zegt ons in zijn intensiteiten-schrijfwijze:ruil de intensiteit niet tegen representaties in. De intensiteit verwijst noch naar significaten,de voorstellingen van dingen,noch naar significanten,de voorstellingen van woorden. Wat is dan haar consistentie wanneer zij tegelijk agens én object van decodering is? Dat is het meest mysterieuze bij Nietzsche.'(bladzijde 56-57) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘DE KOGELS SMOORDEN IN HET ZAND/////Toen ik de kroeg binnenkwam van waaruit je/me radeloos opbelde,leek je niet blij mij te zien.///Ik ging naast je zitten en bestelde een karaf wijn,/zoals altijd. Je zei:’Zo kan ik echt niet verder.’///De lichtjes van het kerstboompje op de toog/knipperden door. Aan de tafel naast ons ont-///stak een goeie moppenlach. Het regende buiten./Druppels onmacht vertroebelden het zicht.'(bladzijde 14) Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘bruisdroom’.(bladzijde 154)