met ‘Belofte en gelaat’ (Ricoeur,Proust,Levinas) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Vanaf dat ogenblik groeit de reflexieve filosofie die Ricoeur wil beoefenen uit tot een hermeneutiek zoals Gadamer die beschreven heeft. Een hermeneutiek die niet vraagt naar de betekenis van teksten,maar naar de betekenis van het bestaan zelf,om te beginnen van het ‘ik’ dat bestaat. ‘Alleen deze hermeneutiek van het “ik ben”‘,zo concludeert Ricoeur,’kan tegelijkertijd de apodictische zekerheid van het cartesiaanse “ik denk” omvatten én de onzekerheden,zelfs de leugens en illusies van het onmiddellijke bewustzijn over zichzelf;alleen zij kan de serene bevestiging “ik ben” en de schrijnende twijfel “wie ben ik?” dicht bijeenhouden.’ We kunnen de betekenis van het ‘Cogito’ nooit direct achterhalen,zo moet ook Ricoeur accepteren. We moeten ons daarvoor altijd begeven in het symbolische universum van taal en tekens waarin gezegd wordt wat het concrete ‘Cogito’ is – en waarin dat ‘Cogito tegelijk wordt wat het is,doordat het wordt uitgesproken en be-tekend. De taal maakt ons – mede – tot wie we zijn. Aan de vraag hoe we ons een dergelijke ‘hermeneutiek van het Cogito’ moeten voorstellen,heeft Ricoeur vervolgens een belangrijk deel van zijn omvangrijke oeuvre gewijd. Niet het systeem van de taal is daarbij zijn focus,maar de vraag hoe de gearticuleerde taal iets kan uitrichten in de werkelijkheid.'(bladzijde 325-326) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Jullie’ van mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘die het smekken en toffen van mijn gemakskoffertje rekken/die naast mijn gewonde vinnen komen zwemmen en me opduwen/die mijn onbereikbare ramen openen met een hefboom of windwerk/die mij achteloos het oranjerode duister van de maan leren kennen/die onvoorwaardelijk staan achter mijn zijn,reiken en vallen/die de loop van mijn tijden onderhouden,kaap de goede hoop/altijd met mijn eigenwijs gedoe in het getouw,te laat ben ik,toch/ik zoen jullie brandschoon op het voorhoofd van jullie dromen.'(bladzijde 12) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘een der schitterende windwelpen van de wateren is mijn hart’.(bladzijde 207)