met ‘Tegenstrijdig – en onvoorzien'(besluit) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Met het verlammende scepticisme van de vroege moderniteit begon ik mijn verhaal. Het prestige van de gezaghebbende denkers,de ‘auctotitates’ uit de oudheid,is teloorgegaan,maar wat komt daarvoor in de plaats? De één beweert dit,de ander beweert dat,en een duidelijk criterium om te bepalen wie er gelijk heeft ontbreekt. Is ware kennis nog wel mogelijk? Descartes doorbrak die impasse door te laten zien dat er minstens één vaststelling is die immuun blijkt voor iedere twijfel. Ik mag denken wat ik wil,ik mag zo sceptisch zijn als maar kan – en ter wille van zijn gedachten-experiment dreef hij moedwillig die twijfel op de spits -,maar één ding blijft als een huis overeind staan:het feit dát ik denk. En omdat denken altijd gebeurt volgens bepaalde logisch-mathematische regels,kan ik daaruit stap voor stap ware kennis afleiden – en om te beginnen inzicht krijgen in de mógelijkheid daarvan. Dat was een formidabele denkprestatie die Descartes tot een van de grondleggers van de nieuwe,moderne filosofie heeft gemaakt. Bij hem was het denken tot meer in staat dan ooit. Het werd het fundament van alles. Ware kennis stoelde niet langer op traditie en nog minder op de wijsheid Gods die vanuit diens oneindigheid de mens had verlicht. Ze werd nu gegarandeerd door de strenge wetenschappelijke methodiek van het menselijk denken zelf. Zónder God kon Descartes het nog niet stellen,maar het menselijk denken nam wel ongemerkt de plaats in van een deel van diens functies en methodisch fundament.'(bladzijde 335-336) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Ben ik met u verlegen?’ ‘Vlaanderen,het land waar vaag in zit./Er liggen papieren balken onder.///’t Vaantje hangt uit.’t is kermis./Gelach schalt uit over de dorpen.///Het wil het middelste van twee einders zijn,/draait zijn kont in rijke klaverzuring.///Het zit er voor scharenslijper,/zilveren rammelaar. Oogverblindend///katoen.Een wanne baal./Zwaar overhellend en huizend.'(bladzijde 22) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘je bent mijn langzame loupe’. (bladzijde 213)