met ‘Hofdames'(Foucault) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Niet Saussure was daarbij Foucaults belangrijkste inspiratiebron,maar Roman Jakobson. Deze Russische,Tsjechische en ten slotte Amerikaanse taalkundige keek niet zozeer naar de vraag hoe tekens mogelijk zijn,als wel naar de wijze waarop ze onderling tot een betekenisvolle uiting worden verknoopt. In dat opzicht was Jakobson ook belangrijk voor Lévi-Strauss. Het is één ding om vast te stellen hoe een mentaal schema(structuur) ontstaat,maar een ander om te begrijpen hoe de elementen daarvan een concrete betekenis tot stand brengen. Voor dat laatste moet men zien hoe de afzonderlijke tekens zich samenvoegen tot een tekst:déze specifieke cultuur met haar eigen vormen,verhalen en regels. Woorden en dingen Dat Foucault vooral oog had voor de historische veranderingsprocessen die zich in dergelijke betekenissystemen voordoen,is niet verwonderlijk. Hij was tenslotte als geschiedkundige gevormd. En toen hij in 1966 plots alle ogen op zich wist te richten met de publicatie van zijn baanbrekende werk ‘De woorden en de dingen’,viel op dat hij dat boek voorzien had van een veelzeggende ondertitel:’Een archeologie van de menswetenschappen’. Wat het boek beoogt,is wel een ongewone archeologie. Deze graaft niet in de bodem op zoek naar stenen en tastbare getuigenissen van wat eens was,maar naar immateriële sporen van wat in de geschiedenis zelf onzichtbaar is geworden.'(bladzijde 297-298) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Ringtones’. ‘Een hap uit een suikerspin. Mooie akoestiek in mestsilo./Hoe fileleed kan overgaan in liefde. Polyfoon gsm-plezier./Hoe oude menu. Groenten leren eten:de timing is cruciaal./Plattegrond leidt politie naar schedelfragmenten. Feel it./Paris Avenue:dans! Tips van kenners:flirten doe je zo./Babbelsessies. Incrowd T-shirts. One minute sculpture.'(bladzijde 39) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘waar zwarte vrouwen het namen en vraten’.(bladzijde 221)