met ‘Hofdames'(Foucault) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘In de geest van Foucault kan dat slechts gebeuren vanuit wetenschapsdisciplines die hun centrum en legitimatie niet in het menselijk bewustzijn zoeken,maar in een breder veld waarvan de mens een onderdeel maar niet de basis vormt. Drie wetenschappen wijst Foucault daarbij als richtinggevend aan. De eerste is de psychoanalyse,waarvan we eerder al zagen dat ze het bewustzijn laat wortelen in het onbewuste en daarmee het betekenisvolle in iets wat nog geen ‘betekenis’ draagt. Het ‘ik’ is volgens Freud secundair ten opzichte van een krachtenveld waarin nog geen sprake is van een organiserend centrum dat zichzelf de bron van alle orde kan wanen. Hetzelfde gebeurt in de ethnologie die – zoals we bij Lévi-Strauss hebben gezien – de categorieën van het menselijk denken terugvindt in een collectief onbewuste dat zo breed is als de mensheid zelf. En ten slotte verwijst Foucault naar de linguïstiek die heeft aangetoond dat de betekenis die door de taal wordt uitgedrukt,niet afhankelijk is van een sprekend subject:de mogelijkheidsvoorwaarden daarvan liggen reeds ingebed in de taal zelf waarin dit subject zich uitdrukt. De sprekende mens voegt zich naar deze mogelijkheid,waaraan hij het eigen initiatief ondergeschikt maak.'(bladzijde 305-306) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘In de spiegel kijkend’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘geroepen voelt de loop van de sterren af te spiegelen/maar die als het erop aankomt doodleuk aan je brood zit/ik wou je dit vanmorgen bij het ontbijt zeggen,maar/de ontbolsterende zon buiten won mijn aandacht/en voor ik het besefte ratelde ik de wereld in.'(bladzijde 43) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘verheft zich tussen de donkere doornen’.(bladzijde 22)