met ‘Structuur'(Lévi-Strauss,Saussure,Lacan) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Anders dan de Angelsaksische taalfilosofie probeerde Heidegger uitdrukkelijk de mens weg te schuiven uit het centrum van de filosofie – een centrum dat hij met de komst van de moderniteit ten onrechte was gaan bezetten. Niet de mens maar het ‘zijn’ moet het oriëntatiepunt van het denken worden – ook al kan dat nooit helemaal grijpbaar worden. Het ‘zijn’ is een afgrond en daarmee zelfs een ‘niets’,maar het is juist dit ‘niets’ dat spreekt,zo verklaarde Heidegger. Hier wordt duidelijk dat Sartre,ondanks zijn aanvankelijke heideggeriaanse inspiratie,onmiskenbaar afstand heeft genomen van Heidegger. Bij Sartre is immers het bewustzijn dat ongrijpbare ‘niet’ geworden. En hoewel ook bij hem aan dat ‘niet’ de betekenis van de wereld ontspringt,is die betekenis wél geworteld in de menselijke soevereiniteit waartegen Heidegger zich nu juist zo hartstochtelijk keert. Waar Heidegger in ‘Sein und Zeit’ nog lijkt te aarzelen tussen de mens als ‘vastbesloten’ held en de mens als ‘onderhorige’ an het Zijn,daar ziet hij de mens na de Tweede Wereldoorlog als een ‘luisterend’ wezen. Het zijn spreekt de mens toe via de taal,waarbij Heidegger vooral denkt aan de woorden van de grote dichters. In de liteartuur leert de mens begrijpen wie hij is,toegesproken als hij wordt door een stem die opklinkt uit de taal van het zijn zelf.'(bladzijde 284) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Hier en nu op het strand’. ‘Badhokjes,azuurvouwatoelen,ademrijk zeildoek./Pootjebadend in de uitsromende golven lap ik/ogenblik na ogenblik aan mijn zonnevlechtsnoer-/gezoolde strandschoenen,helder in de branding.'(bladzijde 47) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘alle starogige tenen steken door traliën duizelig’.(bladzijde 223)