met ‘Structuur'(Lévi-Strauss,Saussure,Lacan) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het abstracte systeem maakt het spel mogelijk,dankzij de regels die voor dit specifieke spel gelden. Poker wordt op een andere manier gespeeld dan hartenjagen of klaverjassen. Dat was de inval die Lévi-Strauss op het spoor bracht van zijn structuralistische interpretatie van menselijke culturen – en ten slotte van de mens zelf. In de gezichtsbeschilderingen van de Caduveo-vrouwen zag hij de maatschappelijke orde weerspiegeld die hun samenleving vormgaf. Hun gezicht was een soort levende speelkaart die aangaf wel;ke plaats zij in die orde innamen. Doe omvatte niet alleen de sociale structuur van de stam,met de onderlinge verhoudingen,rechten en plichten,maar ook de verhouding tot de natuur,de godenwereld en de kosmos in het algemeen. Door dergelijke tekens was elk element van de stamcultuur bezet,zo vermoedde Lévi-Strauss. Uiteindelijk ging alles terug op een kaartspelachtig systeem dat duidelijk maakte hoe het bestaan van ieder individu (element) daarbinnen betekenis kreeg:de mythen die er verteld werden,de indeling van de dorpsplattegrond,de regels volgens welke huwelijken werden gesloten en vrouwen overgingen van het ene ‘huis’ naar het andere,de taboes die bestonden op het eten van bepaalde vormen van voedsel of combinaties daarvan.'(bladzijde 288-289) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Grootouderlijk visioen’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘Plezier hebben in het alledaagse,het gedroomde leven./Het zweeft me op de tong,het neemt in het voorbij-///vederen de woorden uit mijn mond:Eet je goed?/Zul je aardig zijn voor anderen? Een rode ibis ontwaakt.'(bladzijde 48) Dit washet gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘en een slapend knaagdier ziet de wortel niet’. (bladzijde 223)