met ‘Structuur’ (Lévi-Strauss,Saussure,Lacan) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Sterker nog,betekenis werd pas mogelijk dankzij zo’n systeem dat een soort raster legde over een aanvankelijk ongestructureerde en daarom betekenisloze werkelijkheid. Pas wanneer er zoiets als een orde-systeem is waarin dingen duidelijk zijn afgebakend en een plaats krijgen,is er zin of betekenis mogelijk die zich aan zo’n plaats of positie hecht. Nemen we een simpel voorbeeld uit onze eigen stadsomgeving. De kleur ‘groen’ betekent binnen het hele kleurenspectrum op zich niets,zolang er geen scheidslijnen zijn aangebracht in het vervloeiende scala aan nuances:dit noemen we groen en dat niet (meer). En vervolgens betekent een groen licht op zich nog niets,zolang het niet is opgenomen in een systeem van ‘rood-oranje-groen’ dat de stroom van het verkeer regelt. Een verkeerslicht zou je kunnen opvatten als een heel klein,primitief soort betekenisstructuur met maar drie elementen – waarin bijvoorbeeld ‘blauw’ naar niets verwijst en dus ook niet bestaat. En rood,groen en oranje mogen best enigszins van tint verschieten (sommige mensen spreken niet van ‘oranje’ maar van ‘geel’),zolang de plaats van het betreffende element maar structureel dezelfde blijft:dan blijft ook de betekenis dezelfde. Uit dit alles trok Lévi-Strauss verregaande conclusies die hij in de rest van zijn omvangrijke oeuvre zou uitwerken.'(bladzijde 289) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Savoir-vivre’. ‘Apetrots wandelt Opamark met de kinderwagen/glimlachend,zwaaiend naar Jan en alleman.///Mijn kleinzoon en ik,wij waaiertjesdansen/door de stad. Onvervalst parelend. Paradis'(bladzijde 49) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ’twee scheve ogen zien de wereld recht’. (bladzijde 223)