met ‘Toegang tot het zijn'(Heidegger,Husserl,Arendt) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En dat is ook voor Heidegger de mens die zichzelf ontdekt als een wezen in de wereld. Als we de werkelijk wijsgerige vraag naar het zijn willen stellen,dan gaat dat niet direct,aldus Heidegger. We moeten beginnen bij de mens,voor wie de wereld op een voor hem specifieke manier bestaat. Alleen voor de existerende mens kan het zijn een vraag worden,en alleen hij biedt daarmee de openheid waarin we op zoek kunnen naar een antwoord. Opnieuw betoont Heidegger zich een fenomenoloog door dat antwoord niet te zoeken in de ijle sferen van de speculatie. De concrete mens en zijn feitelijke bestaan dienen hem daarbij als leidraad – niet een abstract ‘C-ogito’ of een ’transcendentaal ik’. Heidegger kijkt naar de mens zoals hij zijn bestaan in de wereld ervaart met zijn gehele wezen:lichamelijk,emotioneel,in zijn betrekkelijkheid gesitueerd in een specifieke tijd en ruimte waarboven hij zich niet zomaar verheffen kan. ‘Dasein’ noemt hij dat:een ‘er-zijn’ dat altijd ‘ergens’ is,verweven met een concrete wereld. Net als voor Sartre is een mens voor Heidegger dus niet een ding onder de dingen,maar anders dan Sartre ziet hij de mens niet tegenover de dingen staan,maar eerder in vertrouwdheid met hen verbonden zijn. De mens ‘bewoont’ de wereld waartoe hij behoort. Ook de fenomenologie van Husserl ging er al van uit dat het bewustzijn wezenlijk op de wereld is gericht;het bestaat als intentionaliteit,zo zagen we.'(bladzijde 261) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘De zonnesynaps’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De zon fon-/etisch long-/vliest de tong./Buigt taal a-/zuur de huig/van morgen./Het gras in/pitteleer./Ik mine-/raal haar zeer.'(bladzijde 46) Dit is het gedicht. En dit was de reeks ‘De zonnesynaps’. Wordt vervolgd. De gedichten komen uit de bundel ‘Relikwieën van ritme’. Ze staan allemaal in de verzamelbundel ‘Gedichten’. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘is de klopgeest zaaien in de eerste hoefspleet’.(bladzijde 224)