met ‘Toegang tot het zijn'(Heidegger,Husserl,Arendt) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘In de moderne tijd heeft die tendens zijn dieptepunt bereikt,maar volgens Heidegger is het kwaad al bij Plato begonnen. Daarmee stelt hij in de geschiedenis van het denken eenzelfde cesuur vast als Nietzsche:Plato is een denk-historische catastrofe voorgevallen die hij later ‘zijnsvergetelheid’ zal noemen. De filosofie is vergeten hoe het er met het ‘zijn’ eigenlijk voorstaat en is zich daarbij uitsluitend gaan richten op de ‘zijnden’:dat wil zeggen de dingen die ze kan zien,vastpakken en manipuleren. Het gaat er volgens Heidegger in de filosofie om die catastrofe in een nieuwe wending (een ‘ommekeer’,zoals hij het noemt) opnieuw teniet te doen. In het ‘metafysische’denken dat uitgaat van de beschikbaarheid van alles,is het ‘zijn’ bij wijze van spreken een grote machine geworden,aldus Heidegger. Daarom kan hij zeggen dat het wezen van de moderne (maar in wezen platoonse) denkwijze ligt in de techniek:heel het zijn ten dienste gesteld van berekenbaarheid en beschikbaarheid. Het zijn wordt dus beschouwd als iets wat niet wezenlijk verschilt van de afzonderlijke voorwerpen die voorhanden zijn:restloos aanwezig en uitgeleverd aan onze wil,voorwerp van uitputtende beschouwing en alles doorvorsende kennis. Filosofischer gezegd:het zijn (het bestaan van al het bestaande) wordt gedacht naar het model van het ‘zijnde’. Tussen die twee wordt geen verschil meer gemaakt;de eigen aard van het zijn wordt vergeten.'(bladzijde 263-264) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Het lidwoord stilte’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Het lidwoord stilte zet zon glas-/dicht in dood. Ik lensopening/naar God:organisch taalpigment/in de prismalagen van mijn lente.///Een kind werft vor het daglicht/aardverven. Kleuren bekennen mij:/schisma van tijd,tijdelijk chiasma./Wees voorzichtig met dit glasraam.'(bladzijde 51) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘die streng toeziet op de tout-ou-rien’.(bladzijde 224)