met ‘Vrijheid’ (Proust,Bergson,Husserl,Sartre,Beauvoir)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En zelfs niet van enige worsteling daaromtrent. Sartre gaat uit van een probleemloos atheïsme dat geen enkele rechtvaardiging behoeft – en ook niet krijgt. Er bestaan twee soorten existentialisten,zo stelt hij vast:’allereerst de christelijke,tot wie ik Jaspers en Gabriel Marcel reken’,en vervolgens is er de atheïstische variant ’tot wie Heidegger gerekend moet worden,net als de Franse existentialisten en ikzelf’. Daar moeten we het mee doen en helder is het wel. In zijn filosofisch hoofdwerk ‘Het zijn en het niet’,dat Sartre twee jaar daarvoor gepubliceerd heeft,mag Gog hoogstens even een rol spelen in de vorm van een gedachten-experiment of een (onmogelijk)construct. Of Sartre het atheïsme niet wat te snel heeft omhelsd,zonder voldoende oog te hebben voor de consequenties daarvan,is een vraag waarop we later terugkomen. Wanneer Sartre zijn rede over het existentialisme uitspreekt,heeft de Franse filosofische wereld sinds de eeuwwende nogal wat te verduren gehad,al is daarvan aan de meeste universiteiten niet veel te merken geweest. Sartre is academisch gevormd in een filosofische sfeer die geheel bepaald wordt door Kant en vooral Descartes. Maar aan de rand daarvan dringt een andere stijl van denken binnen.'(bladzijde 231) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Taalmineraal’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Kleur vouwt uit wolk rede/rijke taalkreeftjes.ach/teruit zwemmen woorden./natte vlakke glanzender/door polarisatie.god:lus/vormige halo.gegenschein./heiligheid aan de horrizon./wij witten hemelkoepels.'(bladzijde 76) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘nog niet betrokken in haar tred en haar gebaar’.(bladzijde 226)