met ‘Vrijheid'(Proust,Bergson,Husserl,Sartre,Beauvoir) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zelfs als ik aan bepaalde stereotypen daarvan beantwoord,dan nog kan ik ze mij op heel verschillende manieren tot de mijne maken,al naar gelang de wijze waarop ik mijn bestaan wil inrichten. Ik kan Nederlander zijn en toch niet van Oranje houden – om het even of het daarbij om voetbal of het koningshuis gaat. Het belangrijkste woord in die constatering is ‘niet’. De mens is het wezen van het negatieve:van het ‘niet-zijn’ of het ‘niet-dát-zijn’,aldus Sartre. Dat ‘niet’ is een soort scheur in het zijn die afstand schept:een kloof waaroverheen het ‘voor-zich’ zichzelf in het gelaat ziet. De mens bestaat niet langer als een in zichzelf rustend wezen,tot zichzelf veroordeeld,maar wordt door dat ‘niet’ losgemaakt van zijn feitelijkheid. Daarin ligt zijn vrijheid,of beter gezegd:dat ‘niet’ is zijn vrijheid. Als er één grondtrek aan te wijzen is in het verschijnsel ‘mens’,dan ligt die daarin. Hufters Dat Sartre na de Tweede Wereldoorlog bijna van de ene dag op de andere de filosoof werd wiens naam op ieders lippen lag,was te danken aan deze simpele constatering:de mens is het wezen van de vrijheid. Als hij ergens in bestaat,dan is het in het vermogen zich los te maken van wat hem bepaalt,insnoert,dwingt en voorbestemt tot iets wat hij zelf niet gekozen heeft. ‘Existentie gaat vooraf aan essentie’,aldus Sartre.'(bladzijde 237) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Taalmineraal’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De zon zet oog op stelten.loopt/hoog op met ons denken.door/zichtig licht.god onvoorstelbaar/als wit water dat helder is./taalspel in de kleuren,verwant/en tegengesteld.wij kegeltjes/en staafjes van het alfa-bed.’)bladzijde 85) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘in het oog een kurken bril’.(bladzijde 227)