met ‘O mens!Geef acht!'(Nietzsche,Bataille,Marsman)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zielloos hedonisme is de paradoxale vrucht geworden van het christelijk ascetisme – waarin de Europese cultuur,op sterven na dood,schreeuwt om revitalisering en een diepgaande ‘herwaardering van alle waarden’. Echo’s in de kunst Die oproep die Nietzsche in zijn werk tot uitdrukking bracht met een ongelooflijke stilistische kracht en een levensdynamiek die zijn eigen biografische figuur verre oversteeg,heeft een enorme respons gekregen. En zoals dat waarschijnlijk onvermijdelijk is met zo’n intern contradictoir,impressionistisch en fragmentair oeuvre,heeft die respons zo ongeveer alle ideologische vormen en filosofische standpunten aan- en ingenomen die maar denkbaar zijn. Nietzsches zuster Elisabeth,die in de laatste jaren van diens leven de zorg over haar broer overnam en vanuit het door haar gestichte Nietzsche-Archiv de verspreiding van zijn gedachten krachtig ter hand nam,heeft er in de jaren van het nationaal-socialisme alles aan gedaan om Nietzsches denken tot de officiële ideologie van de nazipartij te maken. Dat is haar niet gelukt,hoewel zij zich in de jaren dertig wel mocht verheugen in een bezoek van Hitler aan het Nietzsche-Archiv in Weimar.'(bladzijde 200)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Zij dochter’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De morgen fietst lekker./Zij vooraan op de buis,/de handen om het stuur./Ik dek de rug van haar/uitgeslapen getater,/gebruik vaderveren/om de pijpen van haar/taal bijeen te houden./Wij rijden de zon open,/trappen tijd aan flarden.///Zonder blikken of blozen/schuiven wolken voorbij,/en opeens draait regen/als een losgeraakte veter/in de spaken van het licht./Wij schuilen onder elkaar./Verte ritselt van lente./Ik wijs naar paarden,/roerloos in een wei./Straks komen de ruiters.'(bladzijde 147) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘de verlossende ruimten van de mens’.(bladzijde 229)