met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Wat waar is op het ene moment van de geschiedenis hoeft dat op een ander moment niet te zijn. Wat nu geldt als rechtvaardig,was dat vijfhonderd jaar geleden niet per se. De vanzelfsprekendheid waarmee wij onze wereld duiden verandert. En dat betekent:wat geldt als ‘redelijk’ is aan verandering onderhevig. Het is in dat laatste dat wij,simpel gezegd ‘sinds Hegel’,geleerd hebben historische mensen te zijn. Wie in de kunstmusea van Gent of Brugge de ‘Vlaamse primitieven’ gaat bekijken of bladert door de kruiswegstaties in de ‘Très Riches Heures’ van de hertog van Berry,dat in het begin van de vijftiende geschilderd is door de gebroeders Van Limburg,ziet dat zij de Bijbelse taferelen zonder enig probleem afbeelden in een contemporain decor. De Bijbelse geschiedenis was niet iets van eeuwen geleden. Ze stond in een direct continuüm met het heden. Tussen beide was er wel een verschil (dat wisten de kunstschilders ervan ook wel),maar geen wezenlijk verschil. Sterker nog:die onmiddellijke continuïteit was wezenlijk voor de relevantie van de Bijbelse geschiedenis met het heden van die tijd. Hegels geest Dat verandert in de moderne tijd,zoals we in de schilderkunst kunnen zien. We begrijpen dat de tijd van Christus een wezenlijk andere was dan de onze,en dat vraagt ook om een andere uitbeelding.'(bladzijde 147-149)Wordt vervolgd. Nu een gedicht uit de reeks ‘Roodverschuivingen’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Ik wou dat ik een homunculus was///Verweesd ontwaak ik,verongelukte/geest,in een zwarte wagen,vaardig/voortgetrokken door twaalf paar paarse/paarden dravend door mijn jeugdjaren./de koetsier in een strakke jogging,/spiervast zoals menners moeten zijn,/leidt de paarden landelijk langs die/bel-etage met het toonbeeldige meisje/lyrisch gestemd aan de vleugelpiano.'(bladzijde 198)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘het materiaal van de dichter’. ‘voor bert schierbeek///het gedicht een onzichtbare roman/begonnen voordat het is begonnen/en het eindigt niet dan met een/vreselijke blijdschap in het hart:///(o bloedende os van mijn verbeelding/opgehangen tussen twee marmeren wolken/je bloed druipt op alle dingen die ik aanraak/of zie zie zo wordt de wereld van lieverlede/geslacht gereinigd en gegeten)///steeds de landelijke standbeelden voor steeds of voor ooit/en met het openvouwen van elke krant/breek ik weer open het graf of ontplooit zich de moederschoot/als godsbewijs ontpopt elk plot zich als komplot/tegen het vroeger en later/kousbroek heeft het vliegtuig uitgevonden/remco gaat nooit dood'(bladzijde 251)