met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En zo schrijft langs dezelfde lijnen de kunsthistoricus James Twitchell over de Engelse landschapsbeleving:’Als je naar veel van die Engelse romantische landschappen kijkt en ze leest als een tekst,zul je ontdekken dat ze niet echt over bergen en stromen en kastelen gaan. Vaak zijn ze precies gericht op een punt waar de horizontale rand van de natuur de bovennatuurlijke wereld van de lucht ontmoet,waar het landschap verbonden is met de rust van de lucht. Ze gaat over de vloeiing aan de horizon,daarom zijn de bergen blauw,daarom is de Mont Blanc het centrale beeld in de romantische picturale en verbale kunst,daarom is Wordsworth op de Simplonpas.Shelley in de Vallei van Chamonix,daarom staat Coloridge rotsvast op de Helvellyn of is Byron met stomheid geslagen op de Jungfrau. Daarom zijn er op de doeken van schilders van Constable tot en met Turner zoveel lage wolken en mist,niet als iets om de lucht mee op te vullen,maar als onderwerp,als het brandpunt voor onze blik. De romantische aandacht is gevestigd op de plek waar aarde en lucht elkaar raken,omdat dat de bereuk is,de zoom zo men wil,waar sublimiteit bereikt kan worden. De chaos van de wereld Ironisch genoeg valt die nieuwe gevoeligheid van de natuur samen met een verbeterde toegankelijkheid ervan.'(bladzijde 158) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik wou dat ik een homunculus was’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘in één adem houdt de homo homunculus/me gaande,van het ene universum naar/het andere.ruïnes.gordijnen.pijlers.vuur./spuwende bergen,gele vulkaanplantjes/in rook.de zwevende aardbol.draaispiegel-/deuren in zwier gedreven door vloeibare/kristalbeelden van miljarden en miljarden/meelopers in het heelal onvermoeibaar.'(bladzijde 201) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘1/sofia’. ‘een pasgewassen vlag/deze stad op de vlakte/smetteloos en strakgespannen/als haarlem op zondag///het verkeer is hier nog niet voortgebracht/alle pleinen slapen.maagdelijk.leeg/maar op elke straathoek wacht/een verkeersagent en fluit en oefent zich wat///de grote dimitrov nog maar een etalage-/figuur uit de dertiger jaren/maar binnen de tombe onder aanhoudend staren/van volk werd hij al pop op een wolk///zo is heel deze stad een begin/van geboorte en sterfte/een kind dat speelt met het verweerde dubbelding:/de macedonische vlakte/het balkangebergte'(bladzijde 272)