met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zoals we zagen had Kant iedere mogelijkheid afgesloten kennis te krijgen van de werkelijkheid zoals die in zichzelf is. We hebben alleen maar weet van de wereld zoals ze aan ons verschijnt. De enige notie die we direct van haar kunnen hebben is die van het ‘ik’,maar dat is – zegt kant uitdrukkelijk – louter een formele notie. Het ‘ik’ is een logisch beginsel,maar geen materiële werkelijkheid. Precies daar neemt Schopenhauer afstand van Kant. Ik ken mijn ‘ik’ wél,zegt Schopenhauer. Alleen is dat niet het redelijke en evenwichtige principe dat Kant ervan maakt. Als ik in mijn innerlijk naar binnen schouw dan zie ik géén redelijkheid,maar een dynamiek van honger,begeerte en strevingskracht:ik zie dat daarin alles ten diepste wordt bewogen door mijn wil. Veel sterker dan de redelijkheid,die hem met moeite in bedwang tracht te houden ,openbaart de wil zich zoals de diepste waarheid van het ‘Ding-an-sich’ dat mijn ‘ik’ is. Daarmee openbaart zich óók wat de ‘werkelijkheid’ in zichzelf is. Hoe ordelijk die er in mijn waarneming ook uit mag zien,aldus Schopenhauer,dankzij de blik die ik in de realiteit van mijn ‘ik’ kan werpen weet ik nu ook hoe die wereld-op-zich er zelf uitziet:mijn ‘ik’ is immers een deel van die werkelijkheid. Vandaar de titel van het grote werk waarmee Schopenhauer in 1818 de aandacht van de wijsgerige gemeenschap op zich hoopte te vestigen:’De wereld als wil en voorstelling’.'(bladzijde 160) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik wou dat ik een homunculus was’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘mijn moeder,de tranen staan haar/in de ogen.dit is werkelijkheid.hier/is geen zalf aan te strijken.zeiknat./ik kokhals,maar mijn moeder kust/mij op het voorhoofd.binnenlopend/licht tijdverdrijft de dood.een frivole/verzorgster zwanst de zwarigheid/uit mijn lijf.schouderklopjes krijgen,/pralines,fruit,ik zie ernaar uit.'(bladzijde 202) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘4/tirnovo’. ‘in deze stad kan men met suikerbakkers/of met matrassenmakers vlak aan de afgrond babbelen/zelfs dante genoot in de hel dit voorrecht niet/en hoe zondig kan een suikerbakker/kan zeker een matrassenmaker beroepshalve zijn!///verschrikkelijk is hier echter niets/meer de geschiedenis is hier uitgewoond/op straat gezet d.w.z./op het plateau aan de overkant/ligt ze in de marmeren graven/van tien macedonische en turkse tirannen///ook vind ik het ververmeldenswaard/dat ik in deze stad het sportmeisje penka ontmoette/zij schonk mij(niet ik haar:bulgaarse emancipatie)/een bos witte gele blauwe en rode bloemen/ik ben geen botanicus maar wel op mijn manier/een liefhebber van De Sport'(bladzijde 275)