met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het zijn niet langer algemene waarden,waarheden of principes die voor de mens en zijn zieleheil van belang zijn. Het gaat juist om het vinden van de eigen weg,die aanvankelijk leidt naar God,vervolgens naar het goede,naar een goed leven en ten slotte naar zelfrealisatie,zoals het aan het eind van de twintigste eeuw zal gaan heten,inmiddels los van iedere religieuze context. Ieder mens heeft de opdracht zijn volstrekt particuliere eigenheid te verwerkelijken:daarin ligt zijn unieke waarde. Nietzsche zal het tot zijn lijfspreuk maken:’Wordt wie je bent.’ Het existentialisme zal deze gedachte op zijn beurt centraal stellen. Bij Heidegger wordt het ‘eigenlijkheid (Eigentlichkeit)’,bij Sartre ‘authenticiteit’. Om die reden wordt er in de loop van de moderne tijd(die een protestantiserende tijd is)ook binnen de ethiek een steeds grotere nadruk gelegd op de innerlijkheid. Niet de daad is de maatstaf van de waarde van de ethische handeling,maar de intentie. Bij Kant komt die wending op wel heel pregnante wijze tot uitdrukking,zo zagen we in hoofdstuk 6.'(bladzijde 138-139) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Verwording’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘en de geest zijn eigen rust vervult,lieve deugd,/onsterfelijk bloesemende bloesems,openblijvend/maanlicht,evergreens,een rivier schijnt schilderachtig;/mijn verleden kwijt dein ik in oneindig veel deeltjes uit.'(bladzijde 209) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord.Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘setsu ro bjon -de gebroken rietlijn’. ‘eerst in de aardendonkere wortelen broeden/opdat opstaan sappen en vezels in hanige woede/koningkraaiend grote slagen op kostelijke tafels/geslagen – daarna kokhalzen van pijn///dan de warme wind er over gekregen/zodat zeer snel dort het sponzige najadekarkas/en daarna met krassende glazen adem doorgezaagd/deze verkwispelde knekels der genegenheid///nu snel de platte penseel de bijna droge/over het slachtveld vol versteende sneeuw en/allerlei mensen als holle takken verbrokkeld/zo zeker bouwt ge met de gebroken rietlijn/de ontstellende gestalte van de krijgsgeest'(bladzijde 312)