met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Elke cultuur,zo bepleitten cultureel antropologen als Franz Boas,Ruth Benedict en Melville Jean Herskovits,heeft zijn eigen waarden en karakter,die slechts in beperkte mate (of zelfs helemaal niet)in die beter dan de ander:het zijn onvergelijkbare grootheden. Dat heeft in de loop van de twintigste eeuw en misschien nog wel meer in het begin van de eenentwintigste eeuw onbedoelde en onvermoede,maar niet minder problematische implicaties gekregen. Wanneer er geen bemiddelende waarden tussen culturen meer zijn,en de denkwijzen van de verschillende volkeren elkaar niet meer kunnen (of zelfs mogen) begrijpen,dan houdt het gesprek op. En nog weer een stap verder wordt iedere pretentie van algemeenheid dan een daad van minachting of agressie jegens degenen die zich in die algemeenheid niet kunnen of willen herkennen. Daaraan valt zelfs het idee van ‘algemene mensenrechten’ ten prooi. Was dat niet een cultuurimperialistische,eurocentrische poging om de eigen waarden superieur te verklaren? – zo kon en kan men inmiddels in menige voormalige kolonie horen.'(bladzijde 143) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Café De Groene Hond’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘een onderonsje van kletsnatjes.klinkklaar./kaarters hier,theekransje daar,roezemoes/in rook.crooners van alle markten thuis./toen ik binnenkwam geloofde ik nog dat/ik iets gepresteerd had.maar plaats-/genomen en een pils besteld begon de lust'(bladzijde 214) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘poëzie is kinderspel’. ‘over het krakende ei/dwaalt een hemelse bode/op zoek naar zijn antipode/en dat zijt gij///mogelijk dat men op zulk een kleine schaal/niet denken kan het maakt nijdig/of men is verveeld dus veel te veilig/dan is men verloren voor de poëzie///u rest slechts één troost ligt gij op sterven/gij verveelt u dan ook niet/en plotseling kan dan pop en bal/laat herinnerd u laten weten/dit was ik en dat was het heelal'(bladzijde 338)