met ‘Het volk en zijn eigenheid'(Leibniz,Herder,Walter Scott)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ”Ik ben hier niet om te denken,maar om te zijn,te voelen,te leven’,schrijft Herder. En dat het Saksisch gemoed anders is dan het Pruisische,en al helemaal anders dan het Parijse – daarover is weinig discussie mogelijk. ‘Men prijst de kunst van het leren van een grammatica als grammatica,als logica en kenmerk van de menselijke geest’,zo schrijft Herder in het scheepsdagboek dat hij bijhoudt wanneer hij zich in mei 1769 in Riga heeft ingescheept voor een lange zeereis. ‘Terecht’,zo stelt hij vast. Maar waarom moet de leerling dat doen in het Latijn? ‘De eerste fase van de taal staat in het teken van de moedertaal.(…)Zo leert men spraakkunst uit de taal,niet taal uit uit de spraakkunst. Zo leert men stijl uit het spreken,niet spreken uit de kunstmatige stijl. Zo leert men de taal van de hartstocht uit de natuur,niet uit de kunst.’ En ook al geeft de jonge Herder toe dat kennis van het Frans nog altijd onontbeerlijk is voor wie zich geestelijk en wetenschappelijk wil ontwikkelen,langzaam ontluikt er een geografisch relativisme dat de pretentie van algemeenheid relativeert. De Franse cultuur heeft haar hoogtepunt al achter zich – de ideeënrijkdom van weleer heeft plaatsgemaakt voor de schittering van d lege vorm,zo meent Herder. ‘Daar voor hen de zegswijze,de stijl en in het algemeen de formulering van de gedachte alles is,(…)typeert dit hun armoede.”(bladzijde 125-126) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Le val d’enfer’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘bij.de donder rommelt in de verte.ik hoor de dood ruisen./de sterren vallen.hier is geen woordkruid tegen gewassen./hemeltjelief heb meelij met mij.geen vogeltje op de daken/is eenzamer en meer alleen.ik wil nooit nooit meer liegen.'(bladzijde 217) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo en ‘Brul admiratie’. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘genoteerd geschenk’. het zonnige viel als vacht/over mij heen.dit wilde dat dier/dat even voor mij nadacht///het dier dat zich niet hecht/aan het amechtige ik/deze geklauwde technikus toch/is een alles ontnagelende gek///op losse schroeven sta ik/sinds ik zo wild ben/mijn kleinschedelige streber/is onscherp,een helemal ontrimpelende close-up///ik loop dus volmaakt op roeden/werp steeds met dezelfde ogen mijn hart/en in dit moment hier ook mijn hand/spelend op bleek papier/gebruind wellustig bewijst de welstand/van een zowel nuttig als genietend dier'(bladzijde 354)