met ‘Republicanisme en universalisme'(Rousseau,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘In het volk is de wil die de macht uitoefent – zoals we in de inleiding al constateerden – immers onvermijdelijk verdeeld. De vorst is één,net zoals God dat is – en dus is zijn wil dat ook. Maar in het volk roept iedereen iets anders – en niemand kan er aanspraak op maken te weten wat het goede is. Dat is het probleem waarop Rousseau stuit wanneer hij aan het einde van zijn politiek traktaat ‘Du contrat social’ voor de vraag komt te staan hoe die nieuwe ‘volkssoevereiniteit’ nu eigenlijk moet worden uitgeoefend. Aanvankelijk,zo schrijft Rousseau,is dat geen probleem. ‘Zolang verschillende mensen tezamen zich beschouwen als één enkel lichaam,hebben zij slechts één enkele wil.’ Ook hier is de oertoestand van hem maatgevend. Maar,zo moet Rousseau vaststellen,’wanneer de maatschappelijke band losser wordt en de staat begint te verzwakken,wanneer bijzondere belangen de kop op beginnen te steken(…)wordt het algemeen belang aangetast.’ De eensgezindheid verdwijnt,tegenstellingen steken de kop op – en hoe krijg je al die verschillende ‘willen’ waaruit een politieke gemeenschap bestaat,weer aaneengesmeed tot één wil? Hoe wordt – in de woorden van Rousseau – de ‘volonté de tous’ opnieuw een echte ‘volonté générale’:een volkswil die méér is dan de optelsom van de afzonderlijke delen?'(bladzijde 112) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘Een loopje nemen met een deun’. ‘Ik breng geluk op straat/nooit te vroeg nooit te laat/lichtvoetig loop ik blij/mijn eigen nooit voorbij/ik sta nimmer stille/ik blijf immer prille/een engel in galop/illusie na illusie verderop/de schijn zit in mijn brein/chagrijn is een woestijn/ik sta nimmer stille'(bladzijde 226)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord.Het overschrijven vervolgd. Leve Echo.Leve de hommage. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘stadsbeeld’. ‘5///straten smal/ramen smal/stoepen smal/en een te smalle beurs///ook de zon maar/een vinger lang een pink breed///dit is alles wat de dichter hier ziet/en fraaier maakt hij het niet'(bladzijde 397)