met ‘Republicanisme en universalisme'(Rousseau,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De jonge Franse Republiek had niet alleen een politiek,maar ook een maatschappelijk probleem. Frankrijk was in veel opzichten nog een lappendeken van steden en streken met een volkseigen karakter. De onderdanen voelden zich veel meer betrokken bij hun eigen regio dan bij zoiets abstracts als ‘de Franse staat’. Met de unificatie van het Franse koninkrijk tot een staat had Lodewijk XIV een eeuw eerder al een begin gemaakt. Zijn beroemde uitspraak ‘L’état,c’est moi’ drukt veel meer uit dan het megalomane egoïsme dat men er later in is gaan horen. Pas bij hem krijgt het woord ‘staat’ zijn moderne betekenis,maar nog wel binnen het oude bestel van het door God gegeven koningschap. Meeste stemmen De Franse Republiek bouwde,in weerwil van haar radicale breuk met het Ancien Régime,in veel opzichten voort op de staatsvorming van Lodewijk XIV,de centralisering en rationalisering van het bestuur. En ook op zijn propagandistisch gebruik van de kunsten. De apollinische zon van Lodewijk werd het stralend alziend oog van het ‘Être Suprême’,grote doeken zoals ‘De eed van de Horatii’ kregen een revolutionaire betekenis. Andere werden geschilderd om de dramatische momenten van de jonge Republiek te eren,zoals het beroemde schilderij ‘De dood van Marat’,eveneens geschilderd door Jacques-Louis David:een portret van de revolutionaire intellectueel Jean-Paul Marat die in zijn bad vermoord werd.'(bladzijde 112-113-114)Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Een loopje nemen met een deun’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘ik blijf immer prille/de tijd slaat op de gong/mijn hart ligt op zijn tong/de dood en zijn tamtam/o ik heb geen program/ik sta nimmer stille/ik blijf immer prille/ik volg alleen gezond/de zon en haar claxon/ik sta nimmer stille/ik blijf immer prille'(bladzijde 226)Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘stadsbeeld’. ‘6///maar boven de fletse finesses/van het bovenhuis uit/en dwars door de enge indicators/van nering en negotie/lacht er het hart voor noppes?/welnee///opeens ontpopt de crapaud/zich als een Cromlech van Trijp/door het protaal schrijdt een Gryp/Sirenen zijn eindelijk voor de radio/het hart lacht de tijden zijn rijp///en is een tafel minstens Ophir of Thule/broedt Phoenix op alle keukenstoelen/heus,dan verovert Pizarro de Pijp'(bladzijde 397-398)