met ‘Tweeslachtigheid'(Kant,Augustinus,Rousseau)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles)(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Voor hem betekende dat:de keuze voor het christendom en een leven dat gewijd was aan God,met wie hij in zijn ‘Belijdenissen’ voortdurend in gesprek was. Maar even druk was hij in gesprek met zichzelf,of liever:beschreef hij hoe zijn hele leven een worsteling was met zijn eigen inborst. Het goede kénnen is nog niet het goede dóén,zo besefte hij tegen de overtuiging van vrijwel het hele antieke denken in. Iets anders doen dan wat je zou moeten doen is pure irrationaliteit,hadden filosofen als Plato en Aristoteles nog gemeend. En zij hadden gelijk gehad. Alleen is de mens niet alleen maar rationeel. Dat ontdekte Augustinus in zijn eigen ziel en tot zijn eigen schade en schande. Die ontdekking was een van de grootste sprongen in de zelfkennis van de mens. Je zou het de geboorte van de psychologie kunnen noemen,al stond die bij Augustinus nog helemaal in een theologisch licht. Terwijl wij vandaag de dag vragen:’Hoe kan ik gelukkig worden?’,vroeg Augustinus:’Hoe bereik ik de goddelijke zaligheid?’ Maar scherp voelde hij al aan hoe dat verlangen doorsneden werd door de menselijke ambiguïteit. ‘Geef mij kuisheid en onthouding’,had hij in zijn jeugd tot God gebeden,’maar doe het niet meteen!’ Een gemengde zegen Voor Augustinus was de goddelijke genade uiteindelijk onontbeerlijk voor zijn bekering tot het goede.'(bladzijde 94)Wordt vervolgd. Uit de bundel ‘Poolsneeuw'(1964) van H.C. ten Berge het gedicht ‘Onherbergzaam’. ‘Zwart wit als liefde/Als nijd het gedicht is/Rukkend of moe/Maar niet mager van teder getater///Nors is zijn liefde/Die wel stemmingen spelt/Doch geen verspieder/In zijn huis verdraagt///Gedwongen tot verweer/Tegen de wolven/Staat zijn landschap overeind///Ik noteer:afbekken/Van bedachtzame lafheid.ogen/Die het lichaam plunderen;ontfutseld/Aan hun blik dood goud.dan diefstal/Van het gehoor)///In de bevroren ruit is het ontstaan/Een rennend paard een zwarte plek/Waar warme adem over was/Netwerk van smeltende paden in het moeras///Tegen beter weten in/En maar nauwelijks ontkomen/Bij het raam mengt hij zijn elementen/Eenzaam in de koude voorjaarszon.'(bladzijde 7) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Voor de hommage is dat noodzakelijk. Ik ben de komende tijd bezig met H.C. ten Berge. Het overschrijven van Lucebert is een bewonderingsact. Hij is de keizer. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘onder de wind van de wonden’. ‘onder de wind van de wonden/onder de wond der verwondering/staan handen gebogen om de sonde/verzonken te zijn en ten gronde///mijn ogen heb ik gedoofd/verbrand de vlammen ik zag/en je armen haast iedere dag/zwart onder de tafels verkoold///en hoe ik ook ging en ging uit/de deur de deur de deur/en in mijn lippen ik sluit/nog de vluchtige voet van je geur'(bladzijde 420)