met ‘Tweeslachtigheid'(Kant,Augustinus,Rousseau)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En ook het protestantisme had (gevolgd door de Contrareformatie die tersluiks veel van de protestantse nieuwigheid overnam)de nadruk gelegd op de persoonlijke relatie van de ziel tot God,ter wille van het eeuwig heil. We zagen met Bach al een voorbeeld daarvan. Maar terwijl de ziel van Montaigne voornamelijk tot zichzelf kwam door zich te spiegelen aan diens geliefde boeken en schrijvers uit de Oudheid,en de protestantse ziel door zich te spiegelen aan het oordeel van God,dook Rousseau diep in zijn eigen gemoed omwille van zijn eigen unieke betekenis. ‘Ik ga iets ondernemen dat nooit eerder is gedaan en dat,als het eenmaal is uitgevoerd,niet zal worden nagevolgd. Ik wil aan mijn medemensen een mens laten zien zoals hij werkelijk is en die mens,dat ben ik zelf. Enkel en alleen ik zelf’,zo begon hij zijn bekendste egodocument dat hij niet voor niets dezelfde titel gaf als dat van Augustinus:’Confessions’ of ‘Bekentenissen’. ‘Ik ervaar mijn eigen innerlijk en ik ken de mensen. Ik ben niet gemaakt als enig ander mens die ik heb ontmoet. Ik durf zelfs te geloven dat ik niet gemaakt ben als enig ander mens ter wereld. Ook al zou ik niet beter zijn,ik ben op zijn minst anders.’ Nu had Rousseau,net als Augustinus,wel wat uit te leggen. De kinderen die hij kreeg heeft hij zonder uitzondering te vondeling gelegd. Uit zijn ‘Bekentenissen’ blijkt voortdurend dat hem dat niet lekker zat.'(bladzijde 96) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Titel ‘Ontmoeting’. ‘Nat en helder/Zwemmer in de zon staat zij///Haar stem als een traan van het blad/Buigt zich wachtend naar de aarde'(bladzijde 13) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel ‘een wijze vrouw beleerde een wijsgeer’. Niet uit het hoofd leren maar gewoon overschrijven. ‘een wijze vrouw beleerde een wijsgeer/ik leer een vrouw de wijsheid/die ik begeerde als wijze/dorst aan haar lust te lessen///ik leer haar armen draven/door een huid van huilen/bloemen van water rapen///ik leer mij in haar doven/en stromend boven komen/een balans van handen/een oven van vliegend lopen/en vallend handelen///zij opent haar kabbelend boek/ik wandel en wankel en weet/het weten op iedere hoek/houdt een anker gereed///maar ik lees mee met haar boek en verander/wij veranderen in elkander'(bladzijde 417)