met ‘Miniaturen en de gulden regel'(Kant,Pamuk)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De kosmos als deze regulatieve idee bestaat dus niet als iets ‘echts’,maar kan alleen indirect worden mee-gedacht bij al ons denken – en móét ook worden meegedacht,wil dat denken coherent blijven. Zo laat Kant zien wat de op de empirie steunende rede vermag en wat ze niet vermag,waarover ze kan spreken en waarover ze niet kan spreken. Met andere woorden:wat haar kracht en wat haar grenzen zijn. ‘Haar voornaamste taak’,zo schrijft hij in zijn ‘Fundering voor de metafysica van de zeden’ uit 1785,’bewijst de rede in het van elkaar onderscheiden van de zintuiglijke wereld en de verstandelijke wereld en daardoor voor het verstand zelf in het afbakenen van diens grenzen.’ Wat geldt voor de ‘wereld’,geldt ook voor de rede-idee van het ‘ik’ of de ‘ziel’,aldus Kant. Ook het ik is geen object van empirische kennis. Het is veeleer een noodzakelijke vooronderstelling bij alles wat ik denk. Ik kan weten dat er zo’n eenheidscheppende idee moet zijn,maar die kennis is niet wetenschappelijk objectiveerbaar. De ziel,of het ik,is het altijd-inwendige dat steeds met mijn doen en denken gepaard gaat en daaraan eenheid en een centrum verleent. Het is niet iets in de werkelijkheid,maar een perspectief waaronder ik mijzelf beleef.'(bladzijde 98-99)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Titel:’Emeritaat’. ‘Scherven snavels wet de oude/op de bouwval der verbeelding/breekt zijn wapen/het aartsvaderlijk beschimmeld scherp/van dood///besneeuwd beweeglijk bergland/op zijn netvlies,in de verte/kempen heldere vogels om een kinderstem///in winterzon koestert/beproeft hij het bikkelhard ei van de herinnering/vleugellam en lichtgeraakt bestaan/om mooibeschreven liefde die gevlogen is./een veldmuis ritselt in de rietkap naar zijn wijfje///hij is leeg als schoonheid,een schelp jazeker/soms ruist er iets na/in het gehoor het dichtvriezend wak van de tijd/dat levenslange celstraf en het open been der poëzie/bedreigt///scherven snavels wet de oude/in het ijs ziet hij/de witte buik van dode vis///schraler omlijnd'(bladzijde 32)Dit is het gedicht. Wordt vervolg. Dit was ‘Poolsneeuw’ zijn eerste bundel. Morgen begin ik met ‘Splendor’ zijn laatste bundel. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel;’dag en nacht’. ‘7/buiten het kordon buiten de maal-/stroom van staal stank gehuil/ver van de dwaalweg waar een dwaal-/leer diep als een valkuil/wordt beleden ver ook van de zwaar-/lijvige zekerheden die een groot/misbaar maken in geestelijke ademnood/ook geen gedachte aan d dood die hun waar-/heid in gevaar brengt;slechts één/parool houdt hen buiten en op de been:///A BAS LES ECOLES!!'(bladzijde 460)