met ‘Miniaturen en de gulden regel'(Kant,Pamuk)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De rede kent echter het goede en is als het ware wezensverwant daarmee. Het kwaad is een merkwaardige verstoring van het goede,waarvan ieder mens die eenvoudigweg zijn redelijke menselijkheid volgt zich vanzelf afzijdig houdt. Kants elegante en inventieve oplossing voor de problemen waarin het dualisme van Descartes en het monisme van Lemettrie de filosofie gebracht hebben,betaalt dus op haar beurt een prijs die haar later zal opbreken. Ook zijn visie op de mens blijft tweeslachtig. De mens is weliswaar niet samengesteld uit twee verschillende substanties,maar als het éne wezen dat hij is,verschijnt hij wel op twee verschillende manieren. Aan de ene kant is hij object van kennis en een wezen-in-de-wereld dat aan de natuurnoodzakelijkheid onderworpen is. En aan de andere kant is hij subject van kennis en staat hij in zijn vrijheid tegenover die wereld. Het is vooral in die laatste rol dat de mens bij Kant al de lege plaats begint te bezetten van een God die steeds verder wegschuift – al blijft Kant een overtuigd gelovige en weet hij ook God een plaats te geven binnen zijn systeem. Maar filosofisch gezien staat God bij Kant allang niet meer centraal. Als we over Hem willen spreken,moeten we maar naar de godsdienst en de openbaring luisteren,zegt Kant. God heeft zijn plaats in de kerk.'(bladzijde 91) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik vlieg door de dertiende eeuw’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Men zoekt de liefde,het licht en hongert zich uit,/passie is ‘de maalstroom van het hart’./Men spreekt over God als ‘het levende brood’./De Minne is amor en a-mor staat gelijk aan ‘zonder dood’. ‘die amorose/vanSt. Adelwip/Margareta van Ieper,labiel en eenzelvig,geen/twintig jaar oud,heeft Siger van Rijssel – haar raadsman/en vriend – even lief als de gekruisigde van weleer./Desgevraagd laat Christus weten/dat haar liefde voor Siger/een hemels huwelijk niet corrumpeert.'(bladzijde 13)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’dag en nacht’. ’17/koxkoxkoxkggggkggggkggkoxkoxtetientetienkgggkgggkgggtatemoashjoeashjoeashjoe(pas op)'(bladzijde 463)