met ‘Monsters en de vrije wil'(Mary Shelley,E.T.A. Hoffmann,Turing,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Inderdaad:het woord ‘modern’ duikt hier al op als toespitsing van de menselijke hang om te reiken naar het goddelijke. Had de Prometheus uit de klassieke mythen de goden al het vuur ontstolen,nu ontsteelt hij de Schepper ook het geheim van het leven en de schepping daarvan. De beroemdste verfilming van dit immens populaire boek,met Boris Karloff in de rol van het monster,laat daarover geen twijfel bestaan. ‘It’s alive!’ roept de half-geniale,half-krankzinnige dokter Frankenstein uit,wanneer door de ledematen van het monster de eerste rillingen trekken. En meteen daarna:’Now I know how it feels to be God!’ Maar de drempel van het goddelijk privilege wordt niet zonder gevaar overschreden. De roman ‘Frankenstein’ onderstreept hoezeer de nieuwe kennis die de mens zich is gaan veroveren,ook haar schaduwzijde heeft. ‘Leer van mij’,zo laat Shelley haar hoofdpersoon zeggen,’hoe gevaarlijk het verwerven van kennis is en hoeveel gelukkiger die man die meent dat zijn geboortestad de ganse wereld is,dan hij die groter wil zijn dan de natuur toestaat.’ Het opgetogen optimisme van de Verlichting heeft gezelschap gekregen van het besef dat alle menselijke vermogens,ook de schitterende ratio,donkere spelonken in zich bergen – en dat heeft op zijn beurt zijn weerslag op de denkbeelden die de mens over zichzelf koestert.'(bladzijde 65) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik vlieg door de dertiende eeuw’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Petrus van Dacië loopt van Stommeln naar Parijs,studeert/bij Thomas Aquina en gaat te voet weer terug,/en verder naar Gotland,zijn thuis./’Caro,carior,carissimo!’/Hij is de liefste,zo spreekt ze hem aan,/ze praten op een grasbank in de appelgaard./Tranen bij elk afscheid,diepe liefde/die woekert & groeit./Gesprekken beschreven en brieven/ als door een wonder gespaard./’Karissima,’ schrijft hij,’ook jij bent de liefste/die ik in Christus vertroetel,omarm,caresseer.’/ Zij zwelgt in ophef,drukte,dreiging van kwaad.'(bladzijde 14) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’dag en nacht’. ‘met letterkundige lampen/illumineert de stad/haar labyrintisch/en esoterisch leefboek///en eerst onder haar eigen sterrenbeelden/geeft zij haar geheim prijs///in onze handen is zij oerwoud/in ons hart is zij een haardhoek'(bladzijde 463)