met ‘De mens een subject'(Descartes,William Harvey,Fritz Kahn)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Dus ofwel het bewustzijn is leeg,zoals in het bioscooptheater,ofwel er zit een ‘mensje'(homunculus)in – en daarmee zou de verklaring vervallen in een eindeloze regressie,want hoe ziet het bewustzijn van homunculus er dan uit? Bovendien bleef het onduidelijk hoe het bewustzijn nu precies in wisselwerking stond met het lichaam. In ‘L’homme’ had Descartes de pijnappelklier,gelegen aan de basis van de hersenen,aangewezen als de plek waar de overgang van de ene ‘materie’ naar de andere plaatsvond – maar eigenlijk alleen omdat hij zich geen andere functie van dit vreemde orgaantje kon voorstellen. De werking ervan bleef hoe dan ook een raadsel. Uiteindelijk heeft dit cartesiaanse dualisme meer vragen opgeworpen dan beantwoord.'(bladzijde 48) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘Kleine kroniek van Specht,Alexander’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. Titel:’Specht vervalt in weemoed & retoriek’. ‘Verdwaald in de mist van het heden/schieten beelden uit een nevelig verleden dooor zijn hoofd./Daar is het woud en leven oude pijnen,/kaphout aan het water ligt nog te vergaan.///Naast hem weer die vrouw,haar adem warmt/zijn hals,ze fluisterzingt zijn naam:’O Alexander,/ik begeer je als geen ander!’Haar oogopslag/is loom,ze maakt hem vleugellam.'(bladzijde 54) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘lied van airwick’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ’toen stak airwick flink zijn zuster sowieso een draak/maar ook de ogen van zijn vader uit die/altijd had gereden in een deusjevoo/met weer de supersnelste sportauto/en altijd altijd was die airwick zat/vrat zalm in plakken met patat///airwick airwick wicked air…'(bladzijde 498) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.