een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘nichtje ,speel met mij,jij was een kersje op mijn wanen en het veer/bracht jou over betuws stromen in mijn berken jongenskamer/waar muziek in een verdriet van vroege jaren mij de tulpen/van het heimwee deed ontwaren./nichtje,nichtje piggelmee/fruitbazin van appelvree/ik moest je uit het duister halen/de tuinkamer verstijfde op mijn tree/en je lieve serrearmen/gloorden uit je oksels mee/reuk van vangen kleefde aan je ogen en je sap/scheen jaren te beloven die oneindig ver/achter heuvelen te wachten lagen/tijd was ruimte die nooit ophield en vol geheim/was er belofte die eeuwig was en rook-/zou uit die zoute tranen geen bestand van nuchterheid/te bouwen zijn-/tijd,beroerte en de volzin van het geverfde leven/wankelschoot deden heel dit streven beven en leidden het af/naar een terloopse schoot die vluchtig plukte/aan mijn lid met liedjes van:bid de bibelebontse berg,terg trouw,au.'(bladzijde 183) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.