een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘een barenswolk is zonder precedent,/een achterklap heeft wel vermeld/dat bij conceptie/elke zweetdruppel die maar te persen viel/aanwezig was/doch nee,zo was het niet./de fijnste regendruppel/koel van oceaangehalte/paarde zich aan zondoortrilde wind/die naar het westen loefde omdat daar/een geur aantrok in een gerucht van/hooivol spelen achter de wingerdrank/die op haar beurt in luwte van de berg/ontsprong als wijnbeek/maar dan van aarden water/rood van lipbezinksel./en daarin een adem woei die sprak/van halsmeren nog net ontstegen/aan oudvulkaanse bodems zo gortnat/dat zelfs de was geslagen uit de beek/niet zo fijnsproeiend klein te druppelen weet./van al dit kleine spul is nu de wolk te vol/en wil zich wel uitdrukken in spreken van te barsten/maar nog is zij in evenwicht en/vult zichzelve nauwgezet en delicaat/mij veelbelovend sprekend van/het mogelijk baren./ik praai haar/enter golfontbindend,/fijnschervend valt zij in de zegen,/over mijn puntlijk.(bladzijde 249) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.