een paar gedichten van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘steevast een lokgroep op dat uur./en ik ben mijn schuur niet uit,zit vast/achter de riek./zij snelt zich open langs de kledderbeek/put uit de rozen extra prikkel/die haar verkoelt en schroomvallig/-nou,die blos-langs ’t sloeriepad laat slingeren,/die blos van innig roze,en het paarsjuweel./ik reik mijn polsen naar de deur,/de klem van wankelen vergrijpt zich aan de grendel/en ’t slaat weer toe,mijn afgeslotenheid,niet verder/dan het spinrag van het ruitje reikt/mijn afgetrokkenheid,terwijl zij/de beek uitdaagt,en beet in zon der ochtend zet.'(bladzijde 250) ‘de roos van Gelderland beschermde beekdal en/vallei/en gaf van verre/het stuivend zand een maning/te blijven/te liggen in rust aan de voeten der jeneverbomen///zij zag niet/en stond stil/een rilling van tijd gleufde haar bladeren///hard om de bocht,daar stoven de dagen/niets wist zij van staal noch van het snelle wegennet///een aarzeling kwam over haar/zij legde neer de droom van ’t kleine landpad'(bladzijde 251) Dit zijn de gedichten. Wordt vervolgd.