Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Men loopt daardoor misschien wel een wezenlijke laag van de ervaring mis: die waaraan het lachen niets zou veranderen, ten hoogste alles zinloos zou maken en ons tot vervelens toe zou confronteren met de kleinmenselijke, inmiddels gladweg overal misbruikte variant van Nietzsches waarheid: dat alles relatief is. Of, in psychoanalytische termen, dat het onderbewuste ons geen ruimte laat om helemaal samen te vallen met een beslissing of een overtuiging. Het ‘zwijgen’ van de mond, gepaard aan het ‘spreken’ van de anale opening, duidt op een onzegbare boodschap die helemaal niet zo lachwekkend is. Kenmerkend voor de hedendaagse blik is echter dat Antigone’s scheet door Critchley helemaal niet zo wordt begrepen. Deze hedendaagse invulling van de ironie (verwant aan het intellectueel misbruik dat wel eens gemaakt wordt van Shakespeares nar) heeft echter zo haar grenzen wanneer men in de Griekse tragedie duikt.’ (Bladzijde 273-274) Dit is fragment 7. Wordt vervolgd.