Weer verder met het essay ‘het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Is het feit dat elke waarheid door een antithese wordt gerelativeerd en tot een synthese met nieuwe inzichten moet leiden, dan zelf geen perfecte definitie van juist de retorische wering van ironie? Als we denkers als Steiner moeten geloven, ontbreekt deze dialectische ironie in de Griekse tragedie. Maar het is duidelijk dat de kwestie weel ingewikkelder, laten we zeggen: juist dialectischer ligt. Want het koor, waarover we het hadden, vertegenwoordigt precies een gruwelijke vorm van ironie, waartegen helden en mythische figuren in opstand proberen te komen.
Het kan bijgevolg niet de moderne ironie zelf zijn die de literaire tragedie in onze tijd onmogelijk maakt, of beter: die haar doet zwijgen als literaire vorm. In onze tijd, die bulkt van de tragische verhalen en gebeurtenissen – en Steiner merkt dit ook terecht op – is de roman met zijn point of view de klassieke aflosser van de tragedie in verzen geworden. Gedragenheid is vervangen door relativering, door verhalen met meerdere perspectieven. Maar daarmee houdt de tragiek niet op.
Misschien moeten we dus onderscheid maken door het volgende begrippenpaar in te voeren: onze tijd is wel degelijk, zoals alle tijden, tragisch (misschien zelfs meer dan ooit: de planeet zelf staat onder druk, een tragiek van nooit eerder geziene afmetingen), maar hij is niet langer ‘tragisch’ (want het antiek-tragedische was zelfs groter dan een planetaire catastrofe: het was kosmisch).’ (Bladzijde 284) Dit is fragment 25. Wordt vervolgd.