Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘het zwijgen van de tragedie’.
‘Dit verlangen is het Tantalus-verlangen naar de altijd wijkende, onkenbare Ander, en in die zin is deze radicale subjectiviteit volgens Lacan juist de laatste objectiviteit. Met andere woorden:onze laatste, grote ‘objectiviteit’, de laatste heteronomie waarvan wij afhankelijk zijn, is de ongekende (en dus tragische) factor die de Ander voor ons is, en die we voor onszelf vertegenwoordigen: de Ander in onszelf. We zijn onze eigen wrekende god geworden.
Hier stoten we op een veel fundamentelere reden voor het zwijgen van de literaire tragedie in onze tragische tijden: er is geen externe objectiviteit meer voorhanden zoals die in een mythische tijd bestond. Alles is subjectieve binnenwereld geworden, de mens wordt geconfronteerd met zijn eigen grenzen als een onvatbaar object, niet langer met een mythisch universum. Dit vijandig universum heet voortaan alleen maar…ik. Waar vroeger de goden waren, zit nu een onkenbaar Ander; de vraag is of dat niet veel wreder is voor de mens. Het is in elk geval eenzamer, redelozer, maar het lijkt niet langer stof voor tragedies met kosmische dimensies. Het beantwoord aan die gedenkwaardige samenvatting die de dichter Gottfried Benn ooit gaf van de menselijke conditie: niet de mens is eenzaam, denken is eenzaam. Geen wonder dat de drama’s uit de Romantiek en de moderne drama’s vanaf Ibsen en Strindberg alleen maar innerlijke conflicten uitbeelden die geen ‘objectieve’ uitweg kennen.’ (Bladzijde 285-286) Dit is fragment 28. Wordt vervolgd.