Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Misschien schuilen de laatste tragische zielenspuwsels cryptisch verpakt in de mini-catastrofes van deze dichter, bij wie de taal breekt en desondanks spreekt over de gruwel buiten haar om, de uitmoording van volkeren en de waanzin waarmee het overlevende individu daarvoor betaalt.
De poetica van de onzegbaarheid is de verre erfgenaam van dit tragisch spreken. De dramatische ironie van het verzwegene is in dergelijke gevallen van een schroeiende intensiteit. Daar waar de goden zwijgen, en de mens stamelt dat hij het niet kan zeggen – daar is het punt waar de hermetische poezie de hogere vorm van ironie bereikt, die kenmerkend was voor de tragedie. Het doet denken aan de wijdgeopende mond waaruit geen schreeuw meer klinkt, maar waardoor het publiek de huiver van de oorspronkelijke schreeuw ervaart. Geen wonder wellicht dat in dit boek twee keer een woordeloze schreeuw opdook als laatste verkoold restant van het tragisch spreken. Ook Mnemosyne zwijgt als ze schreeuwt, zij die het geheugen incarneerde. De ‘Bocca Nuova’ is niets meer dan de naam van een kratermond op de Vesuvius.’ (Bladzijde 288-289) Dit is fragment 32. Wordt vervolgd.