Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Het nationalistische verhaal is wellicht een van de meest brutale manieren om mensen het recht op een eigen identiteit te ontzeggen.
Telkens weer ging het om een project waarbij de emancipatie van de taal zelf op het spel stond, en waarbij dit onderzoek werd besmet, doorkruist of afgebroken door het behoudsgezinde verhaal van een vervalste retoriek: die van totalitair denken, van haat voor het vreemde en van ideologisch misbruik van de taal. Reactionaire politiek heeft zich steeds gemanifesteerd als een vijand van de emancipatie van taal.
De icoon van al deze figuren was Caspar Hauser, de vreemde sprakeloze vondeling die werd vermoord op het ogenblik dat hij zich de taal had eigen gemaakt. ‘Moeilijke’ taal, taal waarin op een bepaalde manier ‘gezwegen’ wordt, is bij deze dichters een aanwijzing geweest van een ontwakend modern bewustzijn, een bewustzijn dat leed onder zijn eigen beperkte vormen van spreken, en dat daardoor ook daadwerkelijk brak en overging in stamelen – als revolte tegen de ideologie, die vooral de schijn wil ophouden dat de hele wereld begrijpelijk, benoembaar en beheersbaar is.
Dit aspect van de zaak vormt ook voor ons nog een fascinerend signaal. Waanzin en zwijgen werden op die manier de getuigen van wat verloren ging en wat zonder dit zwijgen allang vergeten zou zijn: het lijden onder de versimpelende stroomlijning van een oude wereld, die door de moderne rationaliteit tot stand werd gebracht. De woordeloosheid van dergelijke dichters vormt een ideologisch geladen aanwezigheid die ons nog steeds in verwarring en verlegenheid kan brengen. Als er al een regressief verlangen in mocht schuilen om ‘met rust te worden gelaten’, zoals Lenz herhaaldelijk verzucht, dan is het in elk geval een behoefte aan rust die is ontstaan uit een teveel aan bemoeienis; zwijgen wordt dan een ‘laatste manier om “für sich allein” te zijn’, zoals vertaler Ton Naaijkens over Paul Celan opmerkte.’ (Bladzijde 26-27) Dit is fragment 18. Wordt vervolgd.