Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Of nog: naar het lot van wat Holderlin de ‘hesperische’ wereld noemt, die van de westerse, late Europese cultuur. Het verschil tussen de Griekse en de avondlandcultuur is nu juist dat het woord, nog steeds volgens Holderlin, bij de eerste uit het goddelijke orakel voortkomt, terwijl het vreselijke lot bij ons nog slechts aanleiding kan geven tot waanzin, eindeloos stamelen of woordeloosheid. Dat betekent dat de identificerende auteur niet anders kan dan Antigone annexeren in zijn hysterische wereld, als hij haar die absolute ‘andersheid in de dood’ ontzegt. Hij zou dus, als ik het op de spits drijf, het niet-annexeerbare annexeren. De hoogmoed van het heroïsche personage mag niet uitmonden in de hysterie van de moderniteit, in de psychopathologie van de auteur die naar identificatie met de antieke heros verlangt. Onze liefde voor Antigone moet altijd op afstand blijven, reculeren voor haar niet in te palmen vreemdheid. ‘Der Diskurs der Liebe ist der Versuch(…) das Anderssein der Geliebten auszuhalten,’ schrijft Christoph Wulf in een boek over het Heilige. Op die manier moet men van Antigone houden en over haar schrijven. Geen verlangen dus om Antigone te worden; de mannelijke auteur moet zelfs weerstaan aan dat op zich loffelijke, maar al te naïeve verlangen om zich in een vrouw in te leven, wanneer hij over Antigone schrijft. Zo heeft de gedachte van de travestie-Antigone me aangelokt toen ik over haar nadacht. Maar precies daar, in die politiek correcte en modieus ogende versie, zou ik haar annexeren, het me makkelijk maken, mezelf flatteren dat ze tot mijn ervaringswereld behoort – en ik dus tot de hare… Dat is nu juist de verschrikkelijke onmogelijkheid. Over Antigone schrijven, zou je Bauchau kunnen antwoorden, is weerstaan aan haar aanzuigingskracht, aan de verleiding om je als man met haar onkreukbaarheid te identificeren en haar op die manier fataal te corrumperen. En weten dat je toch zult bezwijken voor haar aanzuigingskracht; dat je al bezweken bent als je begint te schrijven. De schrijvende man staat altijd aan de andere kant.’ (Bladzijde 110-111) Dit is fragment 9. Wordt vervolgd.