Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Maar als ze zich verhangt, keert het goddelijke terug; het wordt haar niet onthouden. Toch is deze ‘tragedie’ voorgoed vermenselijkt door het drama van het mededogen voor de onbegraven mens. Dat eigenlijk het drama van een morele onwrikbaarheid is.
Misschien moet ik ‘Mind the Gap’ eindigen met Antigone… en niet met Medea. Tegelijk ben ik bang vier dit soort analyses. Ze doden misschien mijn intuïties en dreigen Antigone te annexeren in een logisch discours. Het feit dat ik haar aan het slot laat braken (als verbeelding van de onmogelijke nee-schreeuw waarover Bauchau het herhaaldelijk heeft) moet het laatste argument blijven. Niet haar strategische positie maakt haar bovenmenselijk sterk, maar het feit dat ze niet eens assertief is of haar gelijk wil halen – ze is alleen maar bezeten door een vorm van oeroude schuld tegenover de dode, en vast van plan niet onder te doen voor het woord van een koppige heerser die op het Algemene heeft gewed, terwijl hijzelf gebonden is door familiebanden die als bloed over zijn hoofd zullen komen.
In die zin ontstaat een chiastische verhouding tussen Kreon en Antigone: ze verdedigen beiden eigenlijk een universele wet, en ze hangen elk op hun beurt af van familievetes (komt Kreon ook niet in opstand tegen deze zottin die zijn schoondochter moet worden, als hij zijn zoon Haemon smalend toevoegt dat hij onder de invloed van een vrouw is komen te staan?) Hun oorlog is er, op zijn beurt, een van een pijnlijke verwantschap die te laat blijkt, bij het einde van het stuk, als allen dood zijn. Hiervoor, voor dit gruwelijk ondergaan van eenzelfde lot, had Teiresias de opposanten tevergeefs gewaarschuwd.’ (Bladzijde 113-114) Dit is fragment 12. Wordt vervolgd.