Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Bauchau over de maagdelijkheid van Antigone – volgens hem is dit de bron van haar radicaliteit. Misschien wel typisch een opmerking voor een psychoanalyticus (meer freudiaans dan lacaniaans dan). Ze is moeder zonder moederschap, ze slaat alle ‘stappen’ over om direct en zonder compromissen te beschermen – ze beschermt met haar eigen leven zonder er een ogenblik over te piekeren. Had ze kinderen gehad, dan had ze voor Kreon gecapituleerd, is de suggestie van Bauchau. Maar die andere, Medea, toont dat ook het moederschap de trots van de archaïsche vrouw niet breekt. Ze hebben beiden de kracht van het oude matriarchaat; zelfs de ‘maagd’ Antigone staat in het teken van deze vrouwelijke soevereiniteit. We zijn geneigd in de Griekse wereld slechts deze door Nietzsche aangebrachte antipoden te zien: het apollinische tegen het dionysische. Wanneer we met dit duaal systeem werken, moeten we Kreon wel apollinisch maken en Antigone dionysisch. Maar er is iets anders in deze vrouw dat de Attische wereld uitdaagt; ze is niet of apollinisch of dionysisch, ze is beide tegelijk en vormt op die manier een andere pool – de derde, meest gevreesde pool: die de mens voor hij gescheiden werd in man en vrouw, het legendarische tweeslachtige wezen waarover Aristofanes spreekt in Plato’s Symposion. Antigone, deze vrouw wier naam bestaat bij gratie van het Tegen, is niet tegen een van de twee typisch Griekse polen. Ze is totaal tegen – tegen de opgedeelde wereld waarin men of apollinisch of dionysisch zou moeten zijn. Ze is dus, en dit dan wel weer in de zin zoals Nietzsche het bedoelde, tegen de laat-Griekse wereld, en vertegenwoordigt de vroeg-Griekse ruimte – ze is de zuivere terugkeer naar de bron van de tragische, ongedeelde geest.’ (Bladzijde 125-126) Dit is fragment 23. Wordt vervolgd.