Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Het onrecht kent geen terugkeer in de tijd, het kan niet ongedaan worden gemaakt. Daarom wordt de blik introspectief. En vindt daar diep in zichzelf iets dodelijks: de schuld.
‘Lacan avec Muller’ – dat is misschien de hedendaagse positie van Antigone. Ze is voor een deel deze onmogelijke vrouw die aan de oude wetten hangt, maar ze is ook, voor ons, de gruwel van een onbegrepen fragment grootsheid in een moderne wereld. Een stuk van een reuzin dwaalt door de straten, een reusachtige blinde romp gekleed in oeroude zwarte vodden, ze botst tegen huizen op, vertrappelt mensen op haar weg en ziet niets dan haar eigen peilloze blikken in de bloedige, eenzame eeuwen van voor het schrift.
Antigone vergelijkt zichzelf op een bepaald ogenblik met Niobe, de godin die voor eeuwig in de rots gevangen blijft, blootgesteld aan regen en wind en tijd. De Phrygische Niobe had de goden getart door de inwoners van Thebe te bevelen haar te aanbidden in plaats van de godin Leto (een variant van Leda), omdat zij veertien kinderen had en Leto maar twee. Maar Leto strafte Niobe door haar kinderen te laten vermoorden, en veranderde alle inwoners van Thebe tijdelijk in stenen, zodat niemand de kinderen kon begraven. `Op de negende dag kregen de goden medelijden en begroeven haar kinderen alsnog. Niobe versteende van verdriet, werd letterlijk een treurende rots.
Antigone’s toespeling op Niobe is dus pure ‘hybris’; ze plaatst zich op hetzelfde niveau als deze uitdaagster van de goden. Ze suggereert misschien zelfs dat, indien Kreon Polyneikes niet laat begraven, de goden erbarmen zullen hebben in zijn plaats (en hem dus ongelijk zullen geven).’ (Bladzijde 151-152) Dit is fragment 49. Wordt vervolgd.