Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Want er is niets anders dan werken om de onrust te stillen. De onrust van wat zichzelf denkt, in en door je lichaam en je bestaan, en dat zo, op eigen houtje, naar de anderen toe gaat en daar dingen aanricht die je zelf pas veel later zult begrijpen. De parodie van de tragedie. Maar parodie betekent letterlijk: een neven-zang, of ook: een weg naast de weg.
Niet om aan te zien, de beelden na de recente aardbeving in Turkije – die door het puin rondstrompelende schimmen, met maskertjes voor hun monden, kokhalzend terwijl ze ademen, de geur die ten hemel schreit na de ramp van de massale begrafenis tegen wil en dank. De stank van rottende lichamen stijgt door kieren en spleten uit de afgesloten, ingestort beton ontstaan – grotten waarin het leven, net voor de dood, weer even archaïsch en vreselijk is als in de grot waarin Antigone zich verhing. Hier, onder onze ogen, herhaalt zich het drama elk ogenblik, onder deze Turkse ruïnes. Hier is de stank die Antigone haar leven deed riskeren, in dezelfde hitte. Hier ook zijn duizendvoudig de angsten van de opgeslotene, de verdoemde die zijn vingernagels stukkrabt aan een stomme stenen wand, hopend dat de bulldozers de rots zullen wegwentelen en het leven, met het daglicht en de zuurstof, zal terugkeren. De mens is zachte materie. Nog wonderlijker om te bedenken dat er iets in leeft wat zo hard kan zijn – de wil. De wil om nee te zeggen en daardoor vrijwillig deze vorm van dood op te zoeken. Terwijl hier duizenden schreeuwen, een ja om te leven, en er is niemand die hen kan bereiken. Antigone’s rising.’ (Bladzijde 175-176) Dit is fragment 74. Wordt vervolgd.