Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie.
Bauchau, die te veel respect heeft voor de teksten, voor een ideele waarheid, voor de oorsprong – deze brave Bauchau, moedig en integer op zoek naar Antigone – laten we niet vergeten: als een man van ver voorbij de zeventig, zich helemaal inlevend in de passie van een jonge vrouw, niet eens een erotische passie, maar haar passie voor de waarheid, die haar naar de dood drijft – deze ingoede, morele, hyperbeschaafde Bauchau, die Antigone allerlei meeslepends en ontroerends wil laten uitvoeren, beseft midden in zijn boek plots dat het over iets anders gaat:
‘Comment dire autrement ce que Sophocle a si bien dit, quelles choses differentes ai-je a dire aujourd’hui?’ Prompt verlaat deze waarheidsvraag hem weer, en gaat hij op in de vreugde van zijn ambacht: het verzinnende schrijven. Hij geniet van de manier waarop hij Antigone menselijk maakt, vertrouwd, een edelmoedig mens – maar ook niet veel meer. Zijn geluk drijft op de illusie van nabijheid, de eeuwig onvolmaakte liefde van de exegese. Maar daar gaat het niet over.
Het gaat over iets wat niet gelukkig maakt en wat zich niet laat inleven. Het gaat om iets wat ons eigenlijk niet eens verder helpt, niet sticht, niet onderricht, om iets wat niet fraai is om te zien, dat geen oplossing in het vooruitzicht stelt, iets wat er is en niets meer is dan dat: de passie voor een woord dat de dood betekent – nee.
Houd dus maar je mond, schrijver. Denk niet dat je haar kunt volgen. Je leeft bij gratie van de buigzaamheid van woorden, en zij, Antigone, sterft door de onbuigzaamheid van haar heilig geworden woord. Luister en zwijg. Laat haar gaan.’ (bladzijde 185) Dit is fragment 84. Wordt vervolgd.